Welkom, Gast. Alsjeblieft inloggen of registreren.
28-03-2024, 11:41:40
Startpagina Help Zoek Inloggen Registreren
Nieuws: http://jolybit.nl De nieuwe trading hulp website is in de maak. U kunt hem wel al gebruiken.

+  Vraag en antwoord & Wie wat waar
|-+  Hoofdindex
| |-+  Praatgroep Scheveningen
| | |-+  Gedichten, verzameld door A.K.Pronk
« vorige volgende »
Pagina's: 1 2 3 4 [5] 6 7 8 9 ... 18 Omlaag Print
Auteur Topic: Gedichten, verzameld door A.K.Pronk  (gelezen 193163 keer)
Metser
Gast
« Antwoord #60 Gepost op: 20-09-2009, 22:27:08 »

Zier Gerrit Blok, bericht Jan Jansen.

Verloofde van Z.G.Blok was Catharina Spaans, geb. 03-12-1911.
Zij huwden op 3011-1930 en kregen 11 kinderen waaronder twee tweelingen.
Catharina overleed op 24-09-1977.

Jan, is dat de Zier Blok die onder meer in de Voornsestraat 9 woonde?
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #61 Gepost op: 21-09-2009, 10:33:48 »

Ik zou het niet weten !!!! Wellicht zijn er anderen die je kunnen helpen.

K
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #62 Gepost op: 21-09-2009, 10:35:53 »

Hulde aan de boetsters

Hier een huldeblijk die is gericht
Aan een groep Scheveningse vissersvrouwen
Die aan de havens zorgde voor dat boeiend gezicht
Langs erf, rederij en andere gebouwen.
Dat brokje historie ging helaas verloren.
Ik bedoel de boetsters van zolder of schuur
Niet te vergeten ook het land bij watertoren,
Waar ze bezig waren die Coba, Jans, die Tina of Guur
Of hoe ze verder heten mogen,
Vaardig de vleten reparerend
Die uitgelegd lagen te drogen,
Alle weersomstandigheden soms trotserend.
Want een logger moest op tijd naar zee,
Kon ook niet op een vleet liggen wachten
Al viel dat niet altijd mee.
Daarom zetten deze vrouwen zich in met al hun krachten
En onder leiding van een hoofdvrouw daarbij aanwezig
Die het werk verdeelde dat moest worden gedaan
Een vrouw niet altijd groot of pezig
Wel één die best haar mannetje kon staan.
Onder zo’n ploeg had je ook de prikkermakers,
Jonge meisjes 14, 15 jaar genoemd een
Die voor zo’n groep zorgden als ware wakers
Voor de inwendige mens met koffie en met thee
Zo’n meisje zag je dan met een ketel lopen torsen
Voor heet water op weg naar de stokerij
Dan ging niet altijd zonder morsen
Geloof dat hier nu maar van mij.
Soms werden deze meisjes door de jongens in de boot genomen
Met grollen en grappen en zo meer
Maar je moest niet aan hun ketel komen
Want dan ging zo’n deern pas goed. te keer.
Dan kletste ze zo’n bengel duchtig om de oren
Zodat die maakte dat hij wegkwam
Als hij zag dat hij had verloren
En dat van een Kee die leek zo tam.
In de nateelt als de loggers onder Engeland gingen vissen
En korte reizen maakte, kon het weleens gebeuren
Omdat zo’n schip geen visdag kon missen
De boetsters ‘s nachts doorgingen zonder treuren.
In deze vrouwen had men het grootst vertrouwen
De vleet kwam en moest op tijd klaar
Zo’n ploeg daar kon je echt op bouwen
Als een gebouw op een pilaar
‘s Winters zaten de boetsters op de schuur
Een vaste ploeg van de morgen tot de middag
Ik geloof vanaf acht, tot zo ongeveer vijf uur
Iets wat ik me niet herinneren mag.
In afgeslankte vorm was dan zo’n ploegje bezig
Nieuw netten inslaan zo dat heet.
Daarbij was de plaatsknecht ook aanwezig
Meestal een oud schipper zo ik nog weet
Doch het aanslaan werd gedaan met vrouwenhand
Zij waren rap met mesje en met boetnaald
Al was de beloning navenant
Omdat het als stukwerk, dacht ik, werd betaald
Maar deze vrouwen waren tevreden dat telt
Want er zijn genoeg andere dingen
Die belangrijker zijn dan geld.
En daarom deze ode uitgebracht
Aan de gewezen boetsters uit Scheveningen.
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #63 Gepost op: 22-09-2009, 08:59:50 »

“In ’t zelfde schuitje”

Hier ben ik dan weer beste mensen
Terug van weggeweest
Om te voldoen aan veler wensen
Van ouderen dan toch wel ‘t meest
“ Ga je weer stukjes schrijven? “
Is een veel gehoorde vraag
Zonder enigzins te overdrijven
Doe ik dat voor hun heel graag
‘k Heb voor de lezer wel wat in petto
Over iets wat gebeurde lang geleden
‘t Betreft ene Giel en Ai van Co
Beide personen reeds jaren overleden
Voor herkenning dus geen nood
Want zelfs hun. kinderen zijn al dood
Welnu, Giel en Ai hadden ‘n dochter
Het was hun beider enigst kind
De een was daarop nog meer dan d’ander verknochter
En bij ‘t gekke af, idolaat door hen bemind
Ai z’n dochter heette Mientje
Zij was sinds enige tijd verloofd
En Giel’s lieve dochter Sientje
Bij voorbaat aan ‘n schipperszoon beloofd
Hun kinderen waren niet te evenaren
Volgens hun dan, en je kreeg zowaar ‘t idee
Dat er geen volmaakter kinderen waren
Dan alleen maar deze twee
Maar dat werd spoedig bitter door hen ervaren
Want lees daarover met mij mee
Voor Ai was het gewoon niet te verklaren
Dat Mientje, oh wat vreeslijk lot
Z’n meisje waar hij geen kwaad van zag
Overtreden had, het zevende gebod
Wat door Ai was, reden tot beklag
Hij was zeer bedroefd en was in alle staten
Zat teneergeslagen en verdoofd
Voelde zich verraden en verlaten
De kroon gestoten van z’n hoofd
Men had daarover leedvermaak
Vooral Sientje’s vader onze Stuur
Voerde het hoogste woord, stak zelfs met Ai de draak
Want voor zijn dochter stak hij de handen in het vuur
Durfde daar zelfs een eed op doen zowaar
Zo overtuigend sprak hij over z’n dochter Sientje
Doch zie wat loopt het in het leven raar
Giel die het grootste woord gevoerd had over Mientje
Moest enkele reizen later zich laten welgevallen
Dat Sientje waar hij zo prat op was en ging
Van de beloofde schipperszoon wel degelijk moest bevallen
En dat, voor ze nog droeg een verlovingsring
Giel was aan boord niet te genieten
Zocht bij Ai van armoe maar z’n troost
Geroddel deed daarbij hun erg verdrieten
Aangaande hun zo verheven onfeilbaar kroost
Toen sprak tot Giel de Stuur
“ Jouw dochter zei je kon het niet gebeuren”
Want daar stak je je handen voor in het vuur
Zou je ‘t gedaan hebben, je zou zeker zijn te betreuren
Want nu jouw dochter mede is gestrand
Zouden je handen tot op het bot toe zijn verbrand.
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #64 Gepost op: 23-09-2009, 11:51:57 »

Kerkelijke bezwaren

Vroeger had je op Scheveningen,
Zelf herinner ik me zo’n geval,
Een zekere groep kerkelijke fanatiekelingen
Zo ‘k deze mensen maar noemen zal.
En wat ik hier nu op papier zet
Was bij sommigen normaal en heel gewoon
Omdat der ouders wil was wet
Of het de dochter betrof danwel de zoon
Dat komt hier tot uiting met Mientje van Al en Kee
Een Pronte meid met twee gezonde handen
En Gerrit, een vissersjongen van de Zee
Waartegen hun ouders samenspanden.
Hun verkering dat zat goed verkeerd
Wederzijdse ouders waren er niet mee ingenomen
Want Mientje was Hervormd en Gerrit Gereformeerd
Daar was gewoon niet overheen te komen.
Volgens de Ouders danwel te verstaan
Wat betreft de jongelui zou het heus wel gaan.
Bij ‘n zekere categorie mensen ging dat zo in vroeger dagen
Wanneer je niet behoorde tot hun kerk
Je ook niet om in meisjeshand. kon vragen
Dat ging zo toen allemaal in z’n werk.
Behoorde je tot hun zelfde kudde
Vormde dat maar weinig problemen
Zo niet dan was het zeg maar knudde
En kon je beter de benen nemen.
Ook hier in Mien en Gerrits geval
Waarvan de ouders wisten van geen wijken
De jongelui vonden dat gek en al te mal
Maar ze wilden voor argumenten niet bezwijken.
Ze gaven hun kerk niet zo maar prijs
Gaven dat ook duidelijk te verstaan’
Het was volgens de kinderen erg onwijs
Om over ‘n kerk zo te keer te gaan.
Nimmer zou Gerrit Mientje laten schieten
Daarvoor was de meid te goed
Al deed hij zijn Ouders daarmee verdrieten
Want Mientje was zeer netjes opgevoed.
Op haar gedrag viel toch niets aan te merken
Dat gaven z’n ouders ook wel volmondig toe
Zie je het zat alleen maar in ‘t verschil der kerken
Met allerlei toestanden en gedoe.
“Laat toch varen zei Gerrit, “die bezwaren,
Trek om die kerkmuren en doe weg
Blijf je daar toch niet blind op staren
Geloof me nu wat ik hier zeg.”
Toen zijn de ouders gezwicht en is ‘t ervan gekomen
Het huwelijk werd Hervormd ingezegend
Want Mientje was daar bevestigd en aangenomen
Was ook haar inziens ten onrechte bejegend.
Het werd een voorspoedig en gelukkig huwelijk
Gezegend met twee dochters en twee zonen
Waarvan er twee, oh! wat afschuwelijk
Ongetrouwd nog wel zijn gaan samenwonen.
Die dachten er, als hun ouders, anders over
Zagen daarin maar weinig kwaad
Hielden niet van trouwen met glitter en lover
Luisterde ook niet naar goede raad.
Zo gaat dat dan in veel gevallen
Dezer hedendaagse tijd
Huwelijken dalen in steeds grotere getallen
Maar worden zij daardoor van zorgen ook bevrijd?
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #65 Gepost op: 24-09-2009, 10:46:02 »

’n Pleit voor ’n oud Schipper

Kort geleden, net voor ik met vacantie ging
Las ik in de historierubriek der Haagsche Courant
Over ‘n Marineschip dat lang geleden verging
Omdat het tegen een Juli-storm niet was bestand
Het drijvend fort of ook wel monitor genoemd
Verging, op weg van IJmuiden naar Hellevoetsluis
Was later als wrak bij kustvissers meer berucht dan beroemd
Het hoorde op Zee dan ook niet thuis
Dat is ook de reden waarom de “Adder” in de zomer is ver
Ook onderbemand, onmanouvreerbaar bovendien
En zonder hulp of enige bijstand naar zee toegegaan
Dat bleek goed fout, achteraf aldus gezien
Want ‘t schip was helemaal niet zeewaardig
Maar er was op de plaats der ramp een vissersboot
Uit Scheveningen, en die zou, ‘t klinkt eigenaardig
Geen hulp hebben geboden aan het schip in nood
Volgens geschiedschrijver was dat verkeerd
En een goed zeeman, niet aangeleerd
Aangeboden hulp werd eerst stilzwijgend afgewezen
Omdat, m.i. de trots van commandant ‘t won van de angst
Wat men toen op de visschuit aanzag met zorg en vreze
Die zijn toen doorgegaan met ‘t beoefenen der vangst
Toen de “Adder” dan eindelijk de noodsignalen gaf
Was het te laat, hulp kon niet meer baten, en ‘t schip ging overzij
Want de visserschuit was al te ver af
Zat reeds enkele mijlen aan lij
Schipper der schuit trof geen enkel verwijt
Was machteloos zelfs, toen ‘t schip daar verging
En ondervond, en dit tot leedwezen en spijt
Dat die hele bemanning ‘t leven liet, zo dichtbij Schevening
Want ik weet te vertellen, over ‘n schuit
Heb ik van anderen die daarop hebben gevaren
Die vertelden dat zo’n schuit, ging enkel maar vooruit
Met ruime wind in zeilen, en in snaren
Persoonlijk heb ik nooit een schuit gezien
Er ooit een in in’n leven ook aanschouwd
Dan op een schilderstuk van Mesdag na, misschien
Die in zijn tijd daarmee wel was vertrouwd
Als jongen, heb ik op de logger vaak genoten
Door anderen over de bomschuit aldus verteld
Wanneer we ‘s avonds aan de vleet lagen geschoten
Toen zag ik in iedere schuitenvisser een held
Zo als die met zo’n vaartuig de zee bevoeren
Waar door storm, ontij of tomeloos geweld
Ook dikwijls nog de dood om de hoek kwam loeren
Zo was er bij ons, een oud matroos aan boord
Als hij vertelde dan hing je aan z’n lippen
Van wat hij zei ik geloofde ieder woord
Niet een kon aan zijn verhalen tippen
Hij vertelde, dat ze eens al waren 10 dagen lang op zee
Nu wil ik de man van leugens niet betichten
Toen ze nog zagen, volgens hem, van kust, de lage lichten
Lage lichten en lampen aan de wal
Zijn na enkele mijlen varen alniet meer te zien
Maar voor de waarheid stond hij pal
Noemde het geen fabel bovendien
Hij vertelde ook dat ze op ‘n keer zowat
Bij thuis zeilen de vuurtoren van Scheveningen zagen
Een Zuidwesterstorm kregen, af dreven, en toen
Acht dagen daarna bijna dwars van Kattegat lagen
Het thuis zeilen zo weer moesten overdoen
Hiermee wil ik te kennen geven en tonen
Dat schuitenschipper trof geen blaam
Hem van nalatigheid verschonen
Alsmede aantasting van eer en goede naam
De geschiedenisschrijver stel ik misschien teleur
Maar door de overmacht kon schipper echt niet anders handelen
In zeemanstermen gesproken was het Force Majeur
En ‘t deed Schipper den Dulk den juisten weg bewandelen.
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #66 Gepost op: 25-09-2009, 09:38:53 »

Ode aan ’t Museum

Aan ‘t begin van de Neptunusstraat
Wist u dat daar ‘n museum staat?
‘t Is in hoofdzaak gewijd aan Visserij
Dat ziet u meteen als ge er naar binnengaat.
Maar ook van nevenbedrijven en allerlei.
Dus niet alleen maar oude visserboten.
Al horen die er zeker bij
Van alle modellen en van grootten.
Gewoon ‘n lust voor ieders oog.
Een overzichtelijk geheel
Dat behoeft mijn inziens geen betoog
Daarbij zeg ik niet teveel.
Nimmer hoeft men in ‘n rij te wachten.
De ontvangst is vriendelijk en spontaan.
Nooit hebben we daarover klachten.
En de bezoeker is meestal voldaan.
De eerste zaal bevat de schuiten of de bommen
Met ‘n visverkoopster, schilderstukken en visgerei aangevuld.
Dat valt meteen op bij het binnenkom(m)en.
De meeste bezoekers raken ervan verguld.
Als men ziet, dat met smaak tentoongestelde
Om te zien toch wel de moeite waard.
Zo ook de toelichting door de suppoost vertelde
Die met open mond door de aanhorenden wordt aangestaard.
Zaal twee is de loggerzaal, een flinke stap vooruit.
Dit schip werd bij de Visserij al gauw favoriet.
Ze kwam in de plaats van platgeboomde schuit.
Een hele verbetering zoals men ziet.
Ook vindt men hier de warrebak met leutel
De zoutnap, dissel en ton met deutel.
Van alles wat bij haring verwerken behoort.
Tot zelfs de navigatie benodigdheden.
Gewoonweg enig in z’n soort.
Zoals misthoorn (draaiorgel) en de lampen.
Alles hard nodig op ‘n visserboot.
Vooral de stakelpot als men met moeilijkheden kreeg te kampen.
En ook gebruikt werd in geval van nood.
Zaal drie voert ons weer meer naar ‘t heden.
Gewijd aan havens en aan reddingwezen.
En vele andere dingen ook met verleden.
Als de seamansphore waar je het waterpeil kon lezen.
Om vanuit zee te zien of’ ‘t water al was gerezen.
De maquette des havens, oorkondes, medailles en zo meer.
Van onze Scheveningse redders van weleer.
13 ziet hier ook ‘n zilveren logger die het oog doet lonken.
Gekregen van Juliana die toen was Koningin
En die bij haar troonsbestijging werd geschonken
Door de visserbevolking van Schevening.
Vervolgens komt men in een zaal
Met bommenbemanningsverblijf in ware grootte.
Het sober interieur spreekt hier klare taal
Hoe de bemanning huisde, sliep en kookte in deze bommen- boten.
Zij waren tot 1916 in gebruik zover ik weet
Al was er toen reeds sinds 1904 ‘n haven
Voor ‘t geval dat men ‘t niet vergeet.
De laatste zaal aan ‘t eind der gang
Toont u ‘n zeil en mandenmakerij.
De boetsters en ‘n huiskamer zonder behang.
Met zowaar achterin een heuse kuiperij.
Vandaar gaan we om de hoek en zien de fotopanelen.
Gespeend met familietaferelen en gebeurtenissen allerlei.
Een uitgelezen reportage, u zult deze mening delen
Ook hier weer domineert de Visserij.
Tevens ziet men hier de hoofdijzers met stukjes en met boeken.
Parelspelden, oorknoppen en de broches voor de doeken.
Dan vervolgens gaan we naar de tentoonstellingszalen
Die als expositieruimte zijn bestemd.
De leiding doet hier zogezegd bepalen
Van wat er komt, en waar meestal wordt ingestemd.
Vandaar ‘n echter Scheveningse kroeg
Toepasselijk genaamd de “Halve Vleet”
Daar pakte menig visser ‘n neutje soms wel wat vroeg
Maar alles ordelijk, voor zover ik weet.
Als laatste komt de wagenzaal
Met nettenwagen, viskarren en de bakfiets van Leen Taal.
De badkoets, stoelen, zeemijn, reflector tot aan ’n zeilwagen toe.
Dit wat betreft wat de beneden bezienswaardigheden.
Maar ben je het bekijken nog niet moe
Dan vindt u boven een met familiegeschiedenis uit het verre verleden.
En nog een hofjeswoninkje van ‘n weduwe die aan haar tafel zit
Met sloof en al en dat is het einde van de rit.
‘k Zou zeggen kom en aanschouw wat is te zien.
Wij zien gaarne veel bezoekers.
Met toelichting aangaande bovendien.
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #67 Gepost op: 28-09-2009, 11:10:12 »

Slome Maart

Niet iedereen is gelukkig hetzelfde
En ook zo niet als Maart
Die al vaarde vanaf z’n elfde
Op de Scheveningse haringvaart.
Hij voer ieder jaar dan ook als laatste
Van elke nieuwe haringteelt
Daarbij was hij onmogelijk voor z’n naaste
Die hij mateloos heeft verveeld.
Want Maarten was, zeg maar, lui.
Deed liever niets dan een klein beetje
Gaf aan alles zo mogelijk de brui
Ook thuis bij z’n eega Keetje
En wat ik hier verder ga zeggen
Is dat het geschrevene echt is gebeurd
Dat kan ik zelfs met getuigen weerleggen
Alleen de namen heb ik hier uitgescheurd.
Maarten fungeerde als kok aan boord
Daaronder heeft de bemanning moeten lijden
Want wat hij klaarmaakte was ongehoord
De opvarende daarom echt niet te benijden.
Moest hij het eten klaar gaan maken
Kwam ‘n ieder en elkeen daaraan te pas
En zonder zelfs de pot maar aan te raken
Was het verbazend hoe hij de jongens de les las.
De afhouder commandeerde hij te pompen twee emmers water
De reepschieter aanreiken ketel met erwten incluis
En de jongste weer even later
De etenspot op te tillen op ‘t fornuis.
Als deze handelingen waren verricht
Verzocht hij de afhouder om ‘n krijtje en vermetel
Schreef hij met ‘n glashard gezicht
‘Dit moet snert worden’ op de ketel
En dook dan, snel voor zijn doen, in z’n kooi.
Bij de bemanning viel dit niet in goede aarde
Zij mopperden daarover, gewoon niet mooi
Vooral Piet die op die logger vaarde
Maakte zich verschrikkelijk boos.
Hij gaf Maart te verstaan die morgen,
Dat de bemanning het verkoos
Beter voor de kost te zorgen
Anders gebeurde er een moord.
‘Geloof dat van mij gerust
Daarop geef ik je mijn woord
Als je nog langer het eten verprutst’.
Toen sprak Maarten: ‘Piet luister
Aanstaande reis dan ga ik niet meer mee
Als ik jullie gemopper hoor, word ik niet kuister
Of denk je dat ik zit voor de lol op zee?
Je mag het koken voor mijn part overnemen
Ik geef je zelfs twee kwartjes toe
Want al dat zeuren en dat temen
Ben ik zat en tevens moe.
Die twee kwartjes die ik meer verdien per week
Om voor 14 man te koken
Daardoor raak ik goed van streek
En heeft het mij aan energie ontbroken’.
Maarten bleef aan boord en over ‘t algemeen genomen
Nietegenstaande hij was een slome vent
Ging het beter met de kost en zijn we de teelt goed doorgekomen
Want je raakt overal tenslotte aan gewend.
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #68 Gepost op: 29-09-2009, 09:41:18 »

“ ’t Tonnetje”

Nu eens een eersaluut
Aan een onmisbaar attribuut
‘t Gaat over de vriend van oud en jong
Zoals de visser hem bezong.
De priester, poepdoos, ‘t gemak of vat
En nog vele andere namen zat
Maar schrijver dezes houdt het net
Geeft het de naam van scheepstoilet
Het tonnetje zo het meest genoemd
Stond van oudsher op het achterdek.
Dat was op een logger onverbloemd
Met puts ernaast, z’n vaste plek.
Doch op de plaats waar ‘t zich bevond
Daaronder was gevestigd Stuurmanskooi.
Wat voor de kerel, ik zeg het rond
Ellende gaf, dat was niet mooi
Want het patentglas daar in dek aan gebracht
Zo’n driekantig geval, U weet ‘t nog vast
Was gescheurd en gebarsten en lekte zacht.
Dat gaf aan deze man veel overlast
Omdat, wanneer een der bemanningsleden
In hoge nood de ton wilde gebruiken
Deed hij dat niet met zachte schreden
Liet vooraf de puts tegen verschansing stuiken
En vervolgens werd met zwaar gebonk
Puts en ton hard neer gesmakt
Wat als kanongebulder klonk
En de Stuurman achterin, heeft dat erg aangepakt
De lieve man altijd zeer netjes in z’n spreken
Bleef deze keer dan zeker in gebreke
Want hij schreeuwde luid, “Zijn jullie soms gek?”
En toen harder: “ Ik krijg alsmaar water in m’n bek”
Stoof uit z’n kooi, greep de ton en smeet hem overboord
En had daarmee, dacht hij, het laatste woord.
Dat was niet zo, en het duurde ook niet lang
Zo ook hier, want hoe of je er tegen strijdt,
Dat gezonde en natuurlijke drang
Echt nooit tot uitstel leidt.
Over ‘t gemis der ton werd met protest gemopperd
Tegen Stuurman Cees daarover hard geklaagd.
Teneinde raad heeft toen de arme tobberd
Van ‘n Hollands breel een nieuw privaat gezaagd.
Maar vooraf werd beslist, dat heeft mij deugd gedaan
Dat de nieuwe ton, daarop gaven wij ons woord
In ‘t vervolg dan, ergens anders moest staan
Daar bij de achterpiek, meer naar achter dus aan stuurboord.
Oh! wat waren we gelukkig
De lieve vrede was hersteld.
Stuurman Cees was niet meer nukkig
En het verhaal van ‘t tonnetje verteld.
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #69 Gepost op: 30-09-2009, 08:57:19 »

’t Treinkaartje

M’n zus Jans, en zwager Wout
Zijn nu al 20 jaar getrouwd.
Wout vaart al jaren lang van Vlaring
Is schipper, vangt altijd z’n portie haring.
Ook nu weer kwam hij vol en zoet
Terug naar huis met grote spoed.
Hij zou die middag binnenkomen
Moest nog maar enkele uren stomen.
Jans belde Marie de stuurmansvrouw,
En vroeg, wat ze dacht en zeggen zou.
Om de mannen, te gaan afhalen
Maar dan moest ze niet lang dralen.
Dus als ze opschoot was er kans
Op tijd te zijn, voor haar man Frans.
Marie zei: “ Jans, dat is beloofd”
Zette meteen haar ijzer op het hoofd.
Ook Jans deed haar mooiste spullen aan.
En een mooi groen jakje dat haar zo goed zou staan.
Aldus ging Jans in vol ornaat
Opweg naar Marie toe over straat.
Uiteindelijk daar gearriveerd
Zei Jans “ Kom Marie, we gaan als gesmeerd “
Naar Frans en Wout toe, met de trein
Want de tijd daartoe is nog maar klein “.
En zo gezegd en zo gedaan
Zijn beide toen op pad gegaan.
Eerst met de tram naar ‘t station
En toen boven naar het perron.
Kochten vooraf een kaartje le klas
En waren reuze in hun sas.
Toen de trein binnen reed, volgens rite
Togen Marie en Jans, naar een coup van de elite.
Maar de stationschef die dat zag
Ging er op af, met groot gewag.
Vroeg hun, of zij ook lezen hadden geleerd
Want “ jullie “, zei hij, “ zijn glad verkeerd “
“ Jullie moeten naar dat andere treinstel gaan,
De 2e klas, daar achteraan “.
Maar Jans, van de tongriem goed gesneden,
Keek meewarrig naar hem, doch heel tevreden.
Gaf verder in goed Nederlands te verstaan
Dat hij niet deugde voor zijn baan.
Maak U niet druk, U maakt te veel kabaal
Of geef me maar procesverbaal,
Want al loop ik dan in klederdracht
En misschien had U dat nooit gedacht
Dat een Scheveningse reist le klas naar Vlaring
Ik vind U erg ontactisch en bovendien een naarling.
Ik eis van U excuus, in ‘t bijzijn van alle mensen,
Wanneer U dat doet, heb ik verder niets te wensen.
De man was afgebluft, heeft daaraan toen voldaan
En na dit incident, zijn Marie en Jans naar hun mannen toegegaan.
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #70 Gepost op: 01-10-2009, 08:53:05 »

“’T Vangetje “

Marie was die morgen al vroeg uit bed
Had meteen de radio aangezet
Op de visserij-golf wel te verstaan
Om zo te luisteren naar haar man Daan.
‘t Was nog vroeg, dus had ze de tijd
Zorg te besteden aan haar kleine meid.
Over de zenders klonk heen en weder
De vangst van ieder aan hun reder.
Het was een klammen en ‘n klagen
Over de schraalte dezer dagen
Maar naast Marie woonde Trijn, Gerrit z’n vrouw
Die iedere ochtend voor dag en dauw
Te luisteren zat naar ‘t praai rapport
Dat was voor haar gewoon ‘n sport.
‘t Was weer niet veel met de visserij,
Slechts één enkele vangetje was er bij.
De gelukkige was Gerrit, Trijn haar man
Een werkvent, daar had je aan boord wat an.
Hij ving 6 last, ondanks de schraalte toch wel veel.
Trijn dat horend, zong met luider keel
Dat ze hoorde van rijke zegen.
Zo hard, dat wij de kriebels er van kregen.
Maar toen de andere dag Gerrit weer niks ving
Was het niet best met haar gezing.
Dan zong ze zacht, dat moet je weten
Het versje “ Als in nood gezeten “
Zingen kon ze heus wel hoor !
Ze was zelfs lid van ‘t vissersvrouwenkoor.
Maar edoch, je ziet zo is de mens
Als ‘t niet naar de vieze gaat en wens.
Gelogd
schubbereet
Gast
« Antwoord #71 Gepost op: 01-10-2009, 19:54:27 »

"Geerte Meu, daar ligt mijn schip, al die trossen en die touwen
Kun je daar een oog op houwen? "k Kan ze noemen in een wip
En in 't topje van de ra, klimt mij toch geen ander na


"'t Is mijn leven en mijn lust, zomaar aldoor rond te zwerven
Meutje als je komt te sterven, kom ik nooit weer aan de kust
Nou adieu wees wel te moe, ik ga naar Oost-Indië toe
« Laatste verandering: 02-10-2009, 07:10:34 door Schub » Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #72 Gepost op: 02-10-2009, 10:11:08 »

Taalbarrière

Kort geleden ontmoette ik een man
Waar ik vroeger eens mee had gevaren.
Niks bijzonders daar niet van
Wel wat hij op ‘n keer had wedervaren.
Toen hij voer als jonge snuiter
En onder de teelt had meegemaakt.
Bij ene oude schipper de Ruiter
in ‘29 het jaar dat er was gestaakt.
Het was op ‘n keer tijdens uitstomen
Op weg van huis naar visserij,
Toen ze tot de ontdekking zijn gekomen
Wat ontstemming gaf geloof maar Vrij
Carbid een energiebron zeer bij uitstek
‘s Nachts hard nodig voor dek en werkverlichting
En op vissersschepen erg in trek
Als wel voor ruimen logies en motorkamerverlichting
Aan de wal was men vergeten dat spul aan boord te doen.
‘Om voor carbid terug naar huis te keren
Was ook zowat sprak schipper toen
Maar laten we niet mopperen of discussiëren
Zo werd uiteindelijk besloten
En met aller instemming gedaan
Om dan maar na enkele schoten
Naar Shields of Hartlepool te gaan.
Na dit besluit en enkele dagen vissen
Stoomde ze naar de laatst genoemde haven
Die was het dichts bij en om geen tijd te missen
Was het dat ze daar de voorkeur maar aan gaven.
Eenmaal aan de kant daar afgemeerd
Gaf de schipper in gebarentaal te kennen
Omdat hij geen Engels kon, nooit had geleerd
Dus vond hij, moesten ze daaraan maar wennen.
Tijdens deze conversatie hoorde men over Carbid spreken
Ook verstond men 150 ponden in gewicht
Maar de moeilijkheid der taal zo is gebleken
Heeft veel narigheid gegeven en aangericht.
Want zie, zowat een paar uur later
Kwam er een wagen volgestuwd terug.
Er was begaan ‘n grote flater
De schipper stond met open mond te staren naast de brug.
Want de wagen was stampvol afgeladen.
Met wel dertig zakken kool
Dat gaf hilariteit, dat laat zich raden
Vooral onder jongens gaf dat jool.
Wiens idee het was, om zoveel kool te bestellen
Dat doe ik uit de doeken en zal het u vertellen
In ‘t Engels spreekt men over kool als cabbidge (cabbage)
En tijdens het communiceren verstond men de schipper niet.
De scheepshandelaar van de firma Jack Dooligde
Dacht enkel aan kool en aan geen carbi(e)d.
‘n Opvarende kwam toen op ‘t idee
Een brok carbid de man te tonen
Die op zijn beurt daarover was tevree
Maar op zijn beurt dacht hij, wat was ik in de bonen.
Maar het euvel was toen gauw verholpen
Aan elke verplichting werd voldaan
Al ging alles dan wel wat onbeholpen
Zijn we toch nog gauw naar zee gegaan.
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #73 Gepost op: 03-10-2009, 11:14:17 »

“ Ter Nagedachtenis “

Nu een toepasselijk en stichtelijk gedicht
Gewijd aan allen die in de loop der jaren
Die met veilige haven soms in zicht
Zijn omgekomen op die zilte baren
Want eindelijk, is het er van gekomen
Al was het met veel inspanning en strijd
En wat velen niet hadden kunnen dromen
Ons “Monument” staat er en is een feit
Ter herinnering aan de mensen ter visserij
Alsmede al die andere Scheveningse varensgezellen
Van Marine, trawlers en Koopvaardij
Het zijn er honderden, dat kan ik U vertellen
En ter nagedachtenis aan al die stervelingen
Is het “Monument” nu onthuld en staat het daar
Om te gedenken die zeevarenden uit Scheveningen
Die de zee bevoeren, dat soms in groot gevaar.
Hun levens werden schierlijk afgesneden
Tijdens hun dienst of uitoefening van beroep
Waar veel verdriet en smart om werd geleden
Want wie hoorde ooit hun hulpgeroep?
Zo uit het volle leven, naar hun onbekende Eeuwigheid
En naar een dood, die niet was voorbereid
Mocht God genadig zijn geweest voor al die zielen
Die door bruut oorlogs- of natuurgeweld ons zo ontvielen
Herinneren wij ons die rampzalige oktobernacht
Wat nu precies zes en veertig jaar geleden is gebeurd
Toen bij zware storm en zee met woeste kracht
Ongeveer 19 mensenlevens uit ons dorp werden betreurd
In zicht van IJmuidens veilige haven
Waaronder jongens veertien, vijftien jaar oud
Die met hun schip ondergingen en zo werden begraven
Daarover werd diep getreurd en zwaar gerouwd
Alsmede in al die andere getroffen gezinnen
Waar door ‘t verlies van vader, man, broer of zoon
Mensen door smart, waren buiten zinnen
Hier hielp geen troost, geen deelneming betoon
Daarom nu wil door middel van dit gedicht
Aan initiatiefnemers van ‘t Monument doen een suggestie
Wij zijn dat m.i. aan de geblevenen dacht ik verplicht
En ‘t is wel beschouwd mede een erekwestie
Om bij het geplaatste “Monument”
Op geschikte datum en gelegener tijd
Ieder jaar, en dat wel permanent
Een krans te leggen met korte plechtigheid
Dit verricht door liefst een Scheveningse vrouw
Bij voorkeur een nabestaande van iemand die is gebleven
En even eerbiedig stil te staan en eer getrouw
Ja, daar moeten wij maar eens naar streven
Want zie ik naar andere minder belangrijke vissersplaatsen en -dorpen
Loopt Scheveningen wat monumenten betreft wel achteraan
Zodoende deze geopperde gedachten niet worden verworpen
Maar met z’n allen er vierkant achter gaan staan.

Oud Schipper Kleijn   1983
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #74 Gepost op: 04-10-2009, 10:05:20 »

“Toen en nu”

Ik was een jongen van acht jaar misschien
De bouw van de tweede haven allang begonnen
‘t Profiel daarvan al zelfs goed te zien
uit de tijd dat de motors het van de zeilen wonnen.
Overbevissing baarde nog geen zorgen
Visserij gaf aan velen een bestaan
En aan de afslag iedere morgen
Was het een komen en een gaan.
Van zowel vreemde als plaatselijke botters
Genoemd, de Kust- of schokkervloot
Die nu vervangen door moderne kotters
Tòèn een levendig schouwspel bood.
Vele kwamen van ‘t voormalig Urker eiland
Anderen van Goeree, Ouddorp of Stellendam
Welke gezamelijk aan de loskant
Een zeer belangrijke plaats innam
Scheveningen had dus meer te bieden
Dan alleen zijn haringvloot
Want ook vele visserslieden
Verdienden hier hun dagelijks brood.
Maar des Zondags hield men rustdag
Die door meest alle vissers werd geëerd.
Vooral de Urkers hadden daarvoor ontzag
Dat was hun dan ook van kinds af aangeleerd.
Gezamelijk gingen zij getrouw ter kerk
Stelden zich dan onder de tucht van ‘t Woord.
Van de Scheveningse jeugd was ‘t dan geen werk
Want die klommen dan tijdens de dienst bij hen aan boord
En gapten dan, ‘t is niet gelogen
Van ‘t lijntje, gespannen van stag tot want
De scharretjes, die daaraan hingen te drogen
Der botters aan de bruggetjeskant
Dat was vond men, toen erg misdadig
En tevens ook baldadigheid
Werd er een gepakt strafte men ongenadig
Heel wat anders dan in deze tijd.
Nu wordt er links en rechts gestolen
Vernield las ik zelfs, voor meer dan ‘n miljoen
En door de rechter een lichte straf bevolen
Erbij gezegd, dat mag je nooit meer doen.
Wordt er terecht gestraft, dan lees je in de krant
Dat sociaal-werkers alsmede de reclassering
En ook psychiaters, schreeuwen moord en brand
De pleiter vindt de overtreding maar gering
Vraagt zelfs vrijspraak; en als ‘t lukt is hij verheugd.
Want de verdachte memoreerdt hij, had een moeilijke jeugd.
Gaan we nu terug naar het verleden
Toen ‘t kwaad gestrafd werd met harde hand
Daarover was men best tevreden
Zoals ieder weldenkend mens in ‘t land.

Oud Schipper Kleijn
Gelogd
Pagina's: 1 2 3 4 [5] 6 7 8 9 ... 18 Omhoog Print 
« vorige volgende »
Ga naar:  


Login met gebruikersnaam, wachtwoord en sessielengte

Powered by MySQL Powered by PHP Powered by SMF 1.1.4 | SMF © 2006, Simple Machines LLC Valid XHTML 1.0! Valid CSS!