Welkom, Gast. Alsjeblieft inloggen of registreren.
28-03-2024, 11:11:26
Startpagina Help Zoek Inloggen Registreren
Nieuws: Nieuwe leden moeten helaas wachten tot dat de webmaster ze accepteert. Er is veel kaf onder het koren. Het beste kunt u na registratie ons nog even een e-mail sturen jolydesign@ziggo.nl.

+  Vraag en antwoord & Wie wat waar
|-+  Vraag en antwoord
| |-+  Vraag en antwoord
| | |-+  Herinneringën deel 1
« vorige volgende »
Pagina's: 1 ... 16 17 18 19 [20] 21 22 23 24 ... 72 Omlaag Print
Auteur Topic: Herinneringën deel 1  (gelezen 910696 keer)
vreemdeling
Schipper
*****
Berichten: 1860


Bekijk profiel
« Antwoord #285 Gepost op: 26-08-2009, 17:33:03 »

 




Sch.15  Bep.

Op 1e Paasdag 12 april a.s. is het 59 jaar geleden dat dit mooie schip verloren is gegaan

Bij de foto’s van de Sch.15 (periode tot 1940 ) op de  site Scheveningen Haven ( vis.Scheveningen ) staat de volgende vermelding.

1940. door Duits patrouillevaartuig ter hoogte van Terschelling tot zinken gebracht. Bemanning gered.

A.van der Veer  publiceerde in……
               VERLIEZEN NEDERLANDSE VISSERSVLOOT 
                                       1939  -  1945
het volgende.

Motorlogger Bep  SCH. 15
1916  Rotterdam  162 brt
J.J. van der Toorn Az,  Scheveningen.
Op 12 april 1940 door een bewakingsvaartuig van de Kriegsmarine in de grond geschoten nadat de bemanning het schip had verlaten.
De opvarenden werden naar Bremen gebracht en daar in de gevangenis opgesloten. Door tussenkomst van de Nederlandse consul kregen zij toestemming naar ons land terug te keren.

Wat weten wij precies van deze scheepsramp.

De volgende verslagen zullen hierin iets meer duidelijkheid brengen en waarschijnlijk meerdere vragen oproepen.

Verslag/ Afschrift

        V’tH / RvH                                          4 juli 1940

A. no.2409
Betreffende : scheepsramp “Bep”Sch.15
Bericht op apostille d.d. 26 juni 1940 No.260
Bijlage : diverse

            Onder terugzending van de mij bij nevenstaande apostille
aangeboden bescheiden heb ik de eer UHoogedelgestrnge mede te de-
len, dat door de Scheepvaartinspectie een onderzoek is ingesteld
naar de scheepsramp op 12 april 1940,overkomen aan de motorlogger
“Bep” SCH.15. De Raad voor de Scheepvaart heeft beslist, dat ter zake geen openbaar onderzoek zal worden gehouden.
            Uit het voorloopig onderzoek is mij gebleken, dat het vaar-
tuig , groot 151 Meg.ton bruto inhoud met geldig certificaat van
deuglijkheid en voorzien van duidelijke kenteekenen als Neder-
lands schip van 7 tot 12 April gevischt heeft in de buurt van
2 Deensche snurrevaadvissers, die voor anker lagen op naar schat-
ting  5 mijlen  West van Puzzle Hole  ( 54  20 N.Br en 4 19 O.L.)
           Deze waren de 12en te 5.45 v.m. verdwenen, het zicht was
slecht, men zag weinig meer van de andere visschers, die aldaar
in de buurt waren.
          Op 2 mijl afstand kwam een Duitsche treiler in het zicht,
die eenige schoten loste en langszij kwam. Aan de bemanning werd
beduid over te stappen. De bemanning mocht niets medenemen.
         Daarna werd het schip door een twintigtal schoten tot zinken
gebracht. De plaats werd door de schipper geschat op 54 25 N.Br.en
4 20 O.L.
         Uit afgenomen verhoor in Duitschland maakt de schipper op, dar
hij verdacht werd van het geven van berichten door middel van post-
duiven.
         Naar mijn meening is de gebeurtenis een onmiddellijk gevolg
van den oorlogstoestand. Er is geen enkele aanleiding te veronderstellen, dat door de bemanning van de ”SCH.15 “ eenige handeling is verricht in strijd met onze neutraliteit.
         Indien het noodig is te weten hoe het Departement van Economische
Zaken over deze zaak denkt, zou dit aan het waarnemend Hoofd van dat
Departement kunnen worden gevraagd.

                                                                     De Inspecteur-Generaal voor de Scheepvaart.



Je kunt je afvragen of dit een oorlogstoestand was. *
Wij waren op dat moment toch niet in oorlog met Duitsland.
Op 10 mei 1940 werd door Duitsland aan Nederland de oorlog verklaard
Of had het iets te maken met de gebeurtenissen welke op haar vorige reis waren voorgevallen.


*
 Op 19 maart 1940 vertrok het schip om 19.00 uur vanuit Ymuiden ter trawlvisserij waar gevist hoopte te worden in de buurt van het lichtschip Terschelingerbank.


Verslag / AFSCHRIFT
_____________
Bericht no.2 Scheveningen, 3 April 1940

Reisrapport

Motortrawllogger “Bep “SCH.15 Eigenaar J.J.v.d. Toorn
151 Br.reg.ton Schipper : Nicolaas Pronk

De schipper verklaart als volgt:

Vertrokken den 19 den Maart 1940 te 19 uur van IJmuiden ter trawlvisscherij. zetten koers naar het V.S. Terschellingerbank,
welk vuurschip op 20 Maart te 3.30 v.m. op korten afstand werd gepasseerd.
Op dit traject zijn geen mijnen, vliegtuigen, oorlogsbodems of andere schepen gezien.
Bij dit vuurschip werden een 20- tal Hollandsche visschersschepen gezien, o.a.
SCH.130, SCH 250, KW 78. Vischten tot 21 Maart steeds in de omgeving van het vuurschip en bevonden
ons te 2.30 v.m. op 13 á 15 mijl afstand van Terschellingerb. V.S. in peiling N t O pk (geen fout) Nadat het net gehaald was,
werd hierna gestoomd NNO 25 mijl ( diepte 21 vm ) en Noord 10 mijl, zoodat het gegist bestek was 54 15 NB en 4 05 OL
( diepte 24 vm ) Dit was op 21 Maart te 7 uur v.m. In ’t Noorden kwamen op dit tijdstip 3 trawlers in zicht op een afstand
van 7 mijl, n.l. 2 grote Duitsche marine stoom- trawlers en de stoomtrawler IJM.97 (“Bruinvisch “), welk schip opgebracht
werd. Deze schepen lagen in een ZZO-lijken koers en lagen voor de SCH. 15 over, passeerden en draaiden bij en kwamen
zoodoende achter de Sch.15 die, daar er geen seinen werden gegeven, met een vaart van 9,5 mijl zijn koers vervolgde.
Eén van de Duitsche trawlers gemerkt ) 4 ??, was geheel normaal geschilderd, nl een zwarte romp
( kleuren van de opbouw onbekend ) en voerde aan de gaffel van de bazaanmast een hakenkruisvlag.
Zeker één , maar waarschijnlijk 2 vuurmonden op het achterdek gezien.
De 2e Duitsche trawler bleef op een afstand van ruim een halve mijl. Van dit schip is verder geen notitie genomen,
daar de eerst genoemde trawler 5 stooten op de stoomfluit gaf, waarna de SCH.15 dadelijk stopte.
Eerst werd er per scheepsroeper het een en ander gevraagd,hetgeen echter niet verstaan werd.
De Duitsche trawler stoomde met een vaart van ongeveer 9 mijl naar de SCH.15 toe en stootte aan bakboord zijde tegen dezen
logger aan, zoodat de verschansingsstijlen werden krom gezet De bedoeling was, dat er eenige matrozen zouden overspringen,
hetgeen echter niet gelukte, omdat Duitsche trawler te hoog lag en de sprong aan dek te gevaarlijk zou zijn.
Hierna werd door de Duitsche trawler een boot uitgezet en kwamen er 3 matrozen en één bootsman met gerichte
revolvers in de hand aan boord van de SCH. 15.
De bootsman bezette dadelijk het stuurhuis, één matroos ging in de achterkajuit en bewaakte de radiozender en twee andere
matrozen bewaakte de motorkamer.
De schipper werd in het stuurhuis geroepen en werd door de z.g. bootsman met een op hem van dichtbij gerichte revolver ontvangen.
De zeekaart, het journaal en andere scheepspapieren moesten worden gehaald.
Het journaal werd even ingezien en daarna moest worden duidelijk gemaakt hoe in de stuurhut de motor op voor en achteruit moest
worden gezet. De gehelebemanning en ook de schipper moest beneden deks blijven.
Er werd nu gedurende één uur vooruit gevaren en daarna afwisselend zacht-aan en achteruit.
Alleen de motordrijver kreeg af en toe gelegenheid om de motor te verzorgen.
Van 21 op 22 maart te 12 uur werd er geankerd.
Op verzoek kreeg de bemanning op 22 Maart van 7 -9 uur v.m. gelegenheid om de visch, die nog aan dek lag, te verwerken.
Hierna moest de bemanning weer naar beneden en is het schip gaan stomen tot 12 uur, waarna er wederom werd geankerd en wel bij Borkum.
Indien tusschentijd waren de Duitschers zeer correct en vriendelijk geworden.
Eerst om 3 uur n.m. kwamen er officieren aan boord, die op het schip een onderzoek hebben ingesteld en in de achterkajuit
slechts twee kooien hebben nagezien. De officieren zijn hierna naar den wal gegaan en te 4 uur n.m. kwam één der officieren zeggen,
dat het schip vrijgegeven was. De schipper moest een geschreven bewijsje teekenen, waarop ongeveer stond dat de SCH.15
was opgebracht en de bemanning goed was behandeld.
De trawler “Bruinvisch “kreeg een loods aan boord en de SCH.15 vertrok daarachter tot de Huibert ton.
Hier werd de Duitsche loods door de Duitsche loodsboot afgehaald, nadat er order gegeven was, dat alle lichten gedoofd
moesten blijven en dat het schip om verder te stoomen steeds de 7 vaamlijn moest houden.
Het schip heeft hier tot 22 Maart 6 uur v.m. ten anker gelegen en is wederom naar dezelfde vischgronden vertrokken.
Op den 29 Maart zijn 2 Duitsche vliegtuigen gezien, welke om de West koersten.
2 April te 4 uur v.m. werd de visscherij beëindigd, te 10 uur v.m. L.S. Terschellingerbank gepasserd en te 23.30 werd er te Scheveningen gemeerd.
Op dit laatste traject niets bijzonders gezien.

Op de SCH. 15 waren de gebruikelijk Hollandsche kenteekenen aangebracht n.l. aan sb en bb. Op de verschansing de naam Holland,
een geschilderde vlag op sb. en bb. boeg en op het stuurhuisch en tevens op de bezaan een geschilderde Hollandsche vlag
met eveneens de naam Holland.

Gelogd
vreemdeling
Schipper
*****
Berichten: 1860


Bekijk profiel
« Antwoord #286 Gepost op: 26-08-2009, 17:41:39 »

vervolgVerslag

2e.   A.Korving, 1ste motordrijver, verklaart als bovenstaande en bovendien het volgende:
        Donderdagmorgen 21 Maart te 10 á 11 uur v.m. toen hijde gelegenheid kreeg om van de kajuit over dek naar de motor ingang te gaan, zag hij dat er op den Duitsche trawler aan de gaffel van de bazaanmast een Hollandsche vlag geheschen was in plaats van de Duitsche hakenkruisvlag, die er oorspronkelijk gehangen had.
       Voor de tweede maal heeft hij dit te 0.30 n.m gezien.
       In dien tijd heeft hij niets bespeurd van vliegtuigen.

3e.   P.de Jong, 2e monteur verklaart bovendien:
        Toen op 21 Maart te 3 uur n.m. de overige bemanning lag te slapen en hij in het logies bij de hand moest blijven om af en toe den motor na te zien, hoorde hij motorgeronk.
        Eerst te 6 uur n.m. hoorde hij van een Duitsche matroos, dat het motor geronk afkomstig was van zes Engelsche vliegtuigen.
       Onder dit gesprek werd den Duitsche matroos ook gezegd, dat zij gezien hadden, dat  de Duitsche trawler een Hollandsche vlag voerde, hetgeen hij, de Duitsche matroos, bevestigde met de meededeeling dat wanneer zij dit niet gedaan hadden, de Duitsche trawler zeker beschoten zou zijn geworden.
   
       Den leeftijd van de matrozen en de bootsman schatte hij op 25 á 30 jaar.
       Op het achterschip van den Duitsche trawler heeft hij zeker één kanon gezien, gedeeltelijk afgedekt met een zeil.
   

                                                                       Scheveningen 3 April 1940
                                                        De expert bij de Scheepvaart-Inspectie
       
                                                                          w.g.  F.Berkhout

Aan den Chef van het Bureau  Zeeverkeer
Badhuisweg 171
’s-Gravenhage


’s-Gravenhage, 6 Mei 1940
Voor eensluidend afschrift

(  Onleesbare handtekening )
Lijkt op Seventer ?

Verslag

                                         
Inspecteur –Generaal
…….r de Scheepvaart
H.B.
                                                            Afschrift
                                                                              ’s-Gravenhage, 4 april  1940

  Vervolg van het rapport over de aanhouding van den motorlogger “Bep “ SCH. 15.


Maarten Pronk,  stuurman.
       Deze Pronk maakte tegen den Duitschen bootsman de opmerking dat, wanneer er nu eens Engelsche vliegtuigen overkwanen, dit gevaarlijk zou zijn voor de SCH. 15
       Hierop antwoordde deze bootsman :  “Geen nood, want wij zijn nu allemaal Hollandsche schepen “.
       Er was één Duitsche matroos, die behoorlijk Hollandsch sprak en die,
Zooals hij vertelde, een Hollandsch diploma voor stuurman ter visscherij had. Deze matroos kende zelfs verschillende schippers uit IJmuiden.
       M.Pronk heeft een kanon gezien op het voorschip, één op de brug en één op het achterschip.

        Hij heeft op den boeg gezien, de naam “THETIS “de letters waren ongeveer 2 dm. Hoog en daarachter iets lager en ongeveer 2 maal zoo hooge letters en cijfers  “O. 46 “.

Zier Spaans, matroos
       Heeft niets van de Hollandsche vlag op den Duitsche trawler gezien en ook niet gemerkt, dat er vliegtuigen zijn overgevlogen.

Leen de Jong, matroos
      Kan niet met zekerheid zeggen of hij de Hollandsche vlag op een Duitsche trawler heeft gezien.



Aan de Heer Chef van
        het Hoofdbureau Zeeverkeer,
        Badhuisweg 171
        ’s-Gravenhage

Verslag
                                                           
Leendert Spaans, matroos
       Wel even boven geweest en heeft een Hollandsche vlag gezien, maar durft niet met zekerheid te zeggen of die van den Duitsche trawler of van de
“Bruinvisch “was.

Piet de Jong, jongste, oud 17 jaar

     Deze Piet de Jong is verschillende keeren tijdens het opbrengen even aan dek wezen kijken.
     Eén keer heeft hij duidelijk gezien, dat één Duitsche
Trawler de Hollandsche vlag voerde aan de nok van de gaffel van de bazaanmast.
     Deze gaffel stond even over stuurboord . Een zeil was niet aangeslagen.
     Hij heeft gezien, dat er op de boeg stond “O 46 “en daarvoor de naam “THETIS “.

     
Gelogd
vreemdeling
Schipper
*****
Berichten: 1860


Bekijk profiel
« Antwoord #287 Gepost op: 26-08-2009, 18:23:22 »

In 1995 wilde men ter herdenking aan de bevrijding van Doetinchem in 1945, een boek uitgegeven over deze oorlogs periode..
Piet Es werd aangezocht om ook iets te schrijven over de oorlogs ervaringen in Doetinchem als evacuee.
Door mij onbekende redenen kon Piet Es hieraan geen gehoor geven en heeft hij mij verzocht om hierover iets te schrijven., wat ik dan ook heb gedaan.
Bij de herdenking van deze bevrijdingsdag ben ik aanwezig geweest,
Ook bij de presentatie van het uitgegeven boekwerk.
In het boek is heel weinig geschreven over de gedwongen evacuatie van Scheveningers naar Doetinchem en de door mij verstrekte gegevens zijn summier gebruikt.
Als "dank" voor mijn tijd en "goodwill " mocht ik zelfs het boek kopen. 

Evacuatie..
Langzaam, piepend en kreunend, kwam de stoomtrein tot stilstand op het geheel verlaten en in duisternis gehulde station van Doetinchem. Het was een kille zondagavond in oktober 1941.
    De gehele treinreis, vanaf Den Haag tot Doetinchem, was ook in kilte en donkerheid afgelegd. De treinen onverlicht, met uitzondering van hier en daar een spaarzaam brandend blauw gekleurd lichtje in de wagons. Het landschap, wat aan ons oog voorbij trok achter de beslagen ramen, was al even troosteloos en donker. Nergens een lichtje te bespeuren. Overal duisternis in verband met de verplichte verduistering door de bezetters.
Zou onze toekomst, op de voor ons onbekende bestemming Doetinchem, even troosteloos en donker zijn?
Zou deze evacuatie de enige en laatste oorlogservaring zijn die wij zelf aan den lijve zouden ondervinden?

Al ver voor deze gedwongen evacuatie door de bezetters, werden wij in Scheveningen al geconfronteerd met de op hand zijnde oorlog en oorlogshandelingen.
De bevolking van Scheveningen was voor het grootste deel werkzaam in de visserij of de aanverwante industrie en handel. Een ander gedeelte was werkzaam op de koopvaardij of kustvaart. Toen in september 1939 de oorlog uitbrak tussen Duitsland en Engeland, bevond zich praktisch de gehele vissersvloot op zee, ter hoogte van Doggersbank en Schotse kust. Daar gevechten tussen Engelse en Duitse oorlogsschepen niet ondenkbaar waren, waarbij onschuldige schepen, liggend in het schootsveld van deze oorlogsschepen, getroffen konden worden, werd door de reders van de visserijvloot besloten de schepen naar huis terug te roepen.
De oorlog van ‘14-’18 was nog niet vergeten. Toen hadden er in Scheveningen honderden mannen en kinderen het leven gelaten op zee,  getroffen door mijnen en beschietingen.

Slechts enkele schepen waren in 1939 uitgerust met radiotelefonie. Na de oproep van de reders om naar huis terug te keren, hadden deze schepen de anderen gewaarschuwd voor de te verwachtte gevaren en verdere orders doorgegeven. Ik kan mij nog heel goed herinneren, hoe de  vloot op een zondagmiddag op de rede van Scheveningen aan kwam en wachtte op het tijdstip van hoogwater om de haven binnen te kunnen lopen. En steeds maar weer verschenen er meer schepen in de verte. Van de vissersbevolking was bijna iedereen op de boulevard aanwezig, om met kijkers te speuren of het schip waar man, kind of vriend op voer, reeds op veilige rede was gearriveerd.
Zodra het hoogwater werd, liepen de schepen de haven binnen en direkt werd er naarstig geïnformeerd naar schepen, die nog niet gesignaleerd waren. Zo mocht ik zelf aan boord van het ene schip mijn vader begroeten. En mijn 12 jarig broertje, dat voor zijn plezier een vakantiereis mee geweest was, bevond zich op een ander schip.
Na een afwachtende houding gedurende enkele weken gingen toch weer enige schepen naar zee, want de maanden september, oktober en november waren voor de haringvisserij hoogseizoen.
Grote vangsten op relatief korte afstanden van de Nederlandse kust. Dit in tegenstelling tot de maanden eerder in het jaar, waar de vangstgebieden veel verder afgelegen waren en de reizen langer duurden.
Door deze gang van zaken werden veel vissers noodgedwongen werkeloos. Al spoedig zouden velen te werk worden gesteld in de D.U.W. (Dienst Uitvoerende Werken). Anderen werden gemobiliseerd of namen vrijwillig dienst bij de vaartuigendienst voor bewaking van bruggen en havens.
De werkzaamheden bij de D.U.W. bestonden veelal uit ontginningswerkzaamheden of aardappels rooien. Meestal in de noordelijke of oostelijke provincies. Zodoende waren de mannen veelal twee weken van huis, waarna een weekend verlof van zaterdagmiddag tot maandagochtend volgde. Zij waren gewend aan het zware vissersleven, maar het nu uit te oefenen beroep met schep en kruiwagen was ook geen lolletje. Maar wat moest je anders ? Thuis zaten vrouw en kinderen, waar geld voor nodig was om het huishouden draaiende te houden. Men was nu weer eens  jaloers op collega’s die toch het risico namen om te gaan vissen. En dan weer was men opgelucht om niet naar zee te hoeven. Vooral na de berichten die kwamen in april 1940.
Het vissersschip SCH. 61, genaamd “Willie”, werd vermist en van de  SCH. 15, genaamd “Bep”, werd ook niets vernomen.
Achteraf bleek dat het schip SCH. 15 door een Duits oorlogsschip in de grond was geschoten, op beschuldiging van spionage. De bemanning kreeg bevel aan boord van het Duitse oorlogsschip te  stappen en na enkele dagen werden zij in Wesermunde in de gevangenis opgesloten. Voor verhoor. Zonder dat familie, reders of regering hiervan in kennis waren gesteld.
Net voor het uitbreken van de oorlog tussen Duitsland en Nederland werd deze bemanning vrijgelaten en was er in vele gezinnen weer blijdschap na voorgaande droefenis.

Na mei 1940 was het in Scheveningen met de visserij-aktiviteiten vrijwel gedaan. Slechts de kustvisserij mocht nog worden bedreven. Zij het met kleine scheepjes. Deze voeren alleen overdag en moesten iedere avond in de haven terugkeren.
« Laatste verandering: 26-08-2009, 20:51:42 door vreemdeling » Gelogd
vreemdeling
Schipper
*****
Berichten: 1860


Bekijk profiel
« Antwoord #288 Gepost op: 26-08-2009, 18:31:35 »

vervolg 
De grotere schepen werden door de Duitsers gevorderd om dienst te doen als voorpostenboten of patrouilleboot. Of als Rode Kruis vaartuigen. Het havengebied werd “sperr gebiet”, evenals het strand, de duinen en het dorp Scheveningen. Een deel van Den Haag was hetzelfde lot beschoren, waarbij de bevolking gedwongen werd te evacueren.
Voor diegenen, die zelf een evacuatie-bestemming hadden weten te vinden, was het lot minder hard als voor de mensen die later willekeurig in het gehele land gedwongen werden ingekwartierd.
Door de onvrijwillige werkeloosheid van mijn vader na zijn kort verblijf in de militaire dienst, werd hij te werk gesteld in Groningen, Drenthe, Winterswijk, Aalten en Doetinchem. Zodoende had hij een eventueel evacuatie adres gevonden bij familie Bulten op de Varseveldseweg in Doetinchem. Daar verbleef hij namelijk als kostganger tijdens zijn werkzaamheden rond Doetinchem.
Nu wij een toevluchtadres hadden, dachten mijn ouders op een ordelijke wijze te kunnen verhuizen. Niets was minder waar. Heel plotseling kwam ook voor ons de evacuatie. Op een zondag.

Scheveningen was in die tijd een echte protestantse gemeenschap, met zeer kerkelijke mensen, die de zondagsrust respecteerden. Ook deze zondag waren mijn vader en moeder naar de ochtenddienst in de Oude Kerk gegaan en wij, de vier kinderen, woonden een kinderkerkdienst bij in een wijkgebouw. Toen wij thuiskwamen stond tot onze grote verbazing voor ons huis een vrachtwagen te wachten. Geen verhuisauto, maar een gewone open vrachtwagen. Gauw genoeg waren wij erachter waarom deze vrachtwagen daar stond.
Chauffeur en bijrijder wilden zo spoedig mogelijk alles opladen en ons meubilair en kleding verhuizen naar Doetinchem. Gelukkig kwamen al snel ook mijn ouders uit de kerk en ook hen sloeg de schrik om het hart.
Niets was er nog ingepakt! De wekelijkse was stond in het sop om de volgende dag te worden gewassen. Aardappelen en groenten stonden schoongemaakt klaar, en het stukje vlees , dat ’s zaterdags al was gebraden, lag te wachten in de pan.
Van het middagmaal is weinig terechtgekomen. Er moest worden aangepakt om alles zo snel mogelijk in te pakken en op te laden. Voor ons kinderen was het geheel een uniek gebeuren, want onder de Scheveningse bevolking werd toen nog strikt de zondagsrust gerespecteerd. Zo zouden wij ook later op de dag met tram en trein naar Doetinchem vertrekken. Een reis, waarvan wij nooit hadden verwacht dat zoiets ons ooit op zondag zou kunnen overkomen.
Ondanks het haastige inpakken en opladen van de huisraad en ondanks het feit dat het voertuig geen verhuisauto was, bleek de volgende dag, bij het uitladen van de auto, dat er niets beschadigd of gebroken was.

Wij, de kinderen, vonden de reis naar Doetinchem heel spannend. Een vreemde bestemming lag voor ons, bij onbekende mensen, ver van familie en vrienden. In het begin van de reis waren we uitbundig en spraakzaam, bezig met het avontuur dat ons stond te wachten. Maar hoe langer de reis duurde en hoe vermoeider wij werden, werd ons luidruchtig enthousiasme minder en vervielen onze hoge stemmetjes in stilte.
Ik denk niet dat mijn moeder ons enthousiasme deelde. Zij moest alleen met haar vier kinderen, variërend in leeftijd van 8 tot 14 jaar, deze reis ondernemen. Haar man was in Scheveningen achtergebleven om ’s maandags de verhuis-rompslomp te regelen. Want ondanks de evacuatie was dit niet mogelijk op zondag en na het opladen was hier ook geen tijd meer voor geweest.
Een onbekende bestemming, onbekende mensen, gaan inwonen bij anderen. Hoe lang zou het duren? Zou alles goed gaan? Dat moet zij gedacht hebben in die donkere trein, op die kille donkere herfstavond.
Heel dit gebeuren heeft een grote indruk op haar gemaakt en nog steeds weet zij zich veel te herinneren. En ondanks haar 91ste levensjaar, en na 50 jaar bevrijding, komen deze gevoelens nog steeds tot uiting in gesprekken hierover.

Laat in de avonduren kwam eindelijk onze reis ten einde op het station van Doetinchem. Mijnheer Bulten, bij wie wij zouden worden ingekwartierd, stond ons al op te wachten. Voor ons een volstrekt onbekende, maar hij zal ons direct hebben herkend aan de Scheveningse dracht van mijn moeder. Van het station naar de Varseveldseweg was nog een behoorlijk eind lopen en tijdens deze tocht werden we ons al snel gewaar van onze nieuwe omgeving. Hier geen frisse zeelucht, maar onbekende geuren van het platteland. Ook andere geluiden, zoals het loeien van koeien, blaffen van honden en hanengekraai.
De familie Bulten had deze zondag ook niet stilgezeten. Nadat zij op de hoogte waren gesteld van onze komst, hadden zij een gedeelte van het huis ontruimd. Na de begroeting, met een heerlijke kop koffie of een glas melk, hebben we nog even na gepraat over de wederwaardigheden van deze dag. Maar daarna zijn we snel naar bed gegaan. Hoewel, naar bed gaan is een te groot woord. Deze nacht moesten wij ons nog behelpen en sliepen we naast elkaar op de harde vloer. Onze inboedel zou pas de volgende dag arriveren.

De volgende morgen, en de dagen die volgden, realiseerden wij ons pas echt dat wij waren verhuisd. Vanuit de voorkamer keken wij uit op een voortuin met herfstbloemen en de daar tegenover liggende Zuivelweg. Waar toen, met uitzondering van het tolhuis, weinig bebouwing was.
De Varseveldseweg was smaller dan nu en omzoomd met eiken bomen en aan weerszijden een ondiepe sloot. Aan de achterzijde van het huis een grote moestuin met daarachter bouwland. Aan de zijde van de Wiltinkbrug waren alleen de boerderij van Brunsveld en nog enkele huizen, waar, onder andere, Bulten de Timmerman woonde. En dan waren er ook nog enkele kleine sportvelden. Zoveel ruimte om ons heen waren wij op Scheveningen niet gewend. Behalve dan als wij aan de zee stonden.
Toch hadden wij vrij snel, na inrichting van huiskamer en slaapgelegenheid, ons normale leefritme weer teruggevonden.
Het huis van familie Bulten was een vrij nieuw huis en voor die tijd erg gerieflijk. Op de begane grond een voorkamer, achterkamer, hal, grote woonkeuken en grote bijkeuken En op de eerste verdieping drie slaapkamers en dan nog een grote zolder over de gehele lengte van het huis. Ons gezin kreeg de voorkamer en voorslaapkamer in gebruik en wij kinderen sliepen op de zolder. Keuken en bijkeuken moesten gezamenlijk worden gedeeld.
Al heel spoedig waren wij in onze nieuwe woon-en leefsituatie ingeburgerd. Voor ons als kinderen zal dit heel wat eenvoudiger zijn verlopen als voor mijn ouders. Keuken en bijkeuken gezamenlijk moeten delen, vreemde buren, andere leefwijzen en gewoonten.  Dat viel lang niet altijd mee.  Maar zij hebben zich er fantastisch door heen geslagen. Zeker voor die tijd, toen niemand nog vakantie-ervaringen had en men niet gewend was met vreemde mensen om te gaan.
Voor mij en mijn broers was het lopen in gareel weer spoedig daar. Dat betekende dus: naar school.

Ik kwam terecht op de Mulo school van de heer Blankensteijn. De school aan het Hovenstraatje,  waaraan ik na zoveel jaar nog zeer veel prettige herinneringen heb. Fijne schoolvrienden en schoolvriendinnen, waarvan sommigen helaas al heengegaan zijn.
Gelogd
vreemdeling
Schipper
*****
Berichten: 1860


Bekijk profiel
« Antwoord #289 Gepost op: 26-08-2009, 18:42:19 »

vervolg

Goede, strenge schoolleiding en prima leerkrachten zoals de heren Vrieze (de Beer), van Nee (Lange Jan), Stemerdink (Puckie), Blankensteijn (de Geit), Melieste, Kruijthof en Van der Schoot. Anders dan wij op Scheveningen gewend waren, was deze school een echte streekschool en kwamen de leerlingen van heinde en ver. Iedere morgen zag je drommen fietsers zich richting school begeven. Meestal werd er op elkaar gewacht en werd de rit gezamenlijk afgelegd. Voor zover ik me kan herinneren, waren Jan en Henny Lovink wel degenen die het verst van school woonden. Zij kwamen n.l. uit Ruurlo.
Aan de fietsen was meestal te zien of de betreffende ouders van deze kinderen zich meer konden permitteren als de doorsnee dorpsbewoner. Want als pa of boer of molenaar was, kon gemakkelijker ruilhandel plaatsvinden ten behoeve van een nieuwe of goede fiets. Later werden ook deze mooie fietsen taboe. Dat was toen de Duitsers fietsen vorderden of in beslag namen ten behoeve van eigen of militair gebruik.
In het begin van de evacuatietijd was Doetinchem rustig en vredig en was er van de oorlog weinig merkbaar. Behalve dan de aanwezigheid van Duitse militairen en het toenemende aantal evacuées. Ook andere gezinnen uit Scheveningen kwamen er wonen, maar het aantal is nooit zo hoog geweest als bijvoorbeeld in Aalten en Winterswijk. En zo waren er zondags in de kerk vele vrouwen in Scheveningse klederdracht te zien.
Aardig te vermelden is, dat die klederdracht in het begin veel verwarring schiep. Vooral voor jongere kinderen. Vaak werden vrouwen als “zuster” aangesproken. Men dacht van doen te hebben met een Rooms-Katholieke non.
Het dragen van de klederdracht heeft echter ook voor problemen gezorgd. In Scheveningen waren deze vrouwen immers gewend de mutsen naar een speciaal adres te brengen om te laten plooien. En aangezien er in Doetinchem niet zo’n mutsenplooister aanwezig was, werden deze mutsen op toerbeurt op de fiets naar Markelo gebracht. Daar was wel zo’n Scheveningse mutsenplooister geëvacueerd.
Ik heb zelf vele malen deze tocht moeten maken, op een fiets met houten of massief rubberen banden. Meestal moest hiervoor de zondag worden benut, omdat deze dag de enige vrije dag van de week was. Ook hebben vele Scheveningse vrouwen in die periode leren fietsen, wat in het begin lang niet meeviel door de lange rokken van de klederdracht. Maar noodgedwongen leerden de vrouwen het wel. De afstanden die hier moesten worden afgelegd, waren veel langer dan zij ooit in Scheveningen gewend waren geweest.

Langzamerhand merkte men ook in Doetinchem steeds meer van de oorlog. Zo vlogen er in ‘43 en ‘44 veel meer vliegtuigen over, op weg naar te bombarderen doelen in Duitsland. Ook zagen we steeds af en toe luchtgevechten en neergeschoten vliegtuigen.
Vooral in 1944 werd de oorlog goed merkbaar rond Doetinchem. Dat was na de landingen bij en de slag om Arnhem. Nog heel goed weet ik me te herinneren dat een SS-afdeling neerstreek rond de Varseveldseweg en inkwartiering vorderde in boerderijen en woningen. Zelfs bij ons in huis werd nog woonruimte gevorderd ten behoeve van een SS-officier. Gelukkig heeft deze situatie niet lang geduurd. Tot grote opluchting van de buurtbewoners.
Zo kwam allengs het strijdgewoel nader. Rond Doetinchem en Doesburg werden verdedigingswerken aangelegd. Het merendeel bestond uit loopgraven en schuttersputten. De benodigde arbeidskrachten hiervoor werden gevonden onder de oudere schooljeugd. Ieder jongen van 15 jaar of ouder, die niet beroepsmatig werkzaam was, moest zich melden voor deze arbeidsinzet. Na keuring werd bepaald waar men te werk werd gesteld en welk werk men moest doen.
Gelukkig werd ik van deze werkzaamheden vrijgesteld, omdat bij de keuring mijn lichaamslengte niet voldoende was. Ook hier zijn slachtoffers gevallen, toen in aanbouw zijnde stellingen door jachtvliegtuigen werden beschoten.
De voedselsituatie werd langzamerhand ook steeds slechter. Toch is deze nooit zo slecht geweest als in het westen van het land. In deze periode zag men dan ook steeds mensen uit het westen voorbij trekken, wanhopig pogend voedsel te bemachtigen bij de boerenbevolking van de Achterhoek.
Uiteindelijk kwam op 1 april 1945 toch de bevrijding. Maar het heeft voor ons nog tot het najaar van 1946 geduurd voordat wij naar Scheveningen konden terugkeren. En bijna waren wij zelfs in het geheel niet teruggekeerd! Mijn vader kreeg n.l. een andere baan aangeboden. Een betrekking, die hij heel graag had willen hebben. Na overleg in familiekring bleek dat de rest van het gezin geen bezwaar had om in Doetinchem te blijven. Nu gooide echter het ambtelijk apparaat roet in het eten. Er werd aan ons geen vestigingsvergunning verstrekt, ofschoon wij al in Doetinchem woonden. Zo waren wij toch gedwongen om naar Scheveningen terug te keren.

Met dank denk ik terug aan de tijd, doorgebracht in Doetinchem. Aan het land van “naoberplicht” en “witte wieven”. Aan de tijd op school waarin wij leerden zingen:

“Gelders mooie Achterhoek
 land van beuk en berk en eiken
 in wier lommer burchten prijken.”        en wat eindigende in
 
“Achterhoek blijft ons gespaard.”

Cor Spaans
Vlijmen 1995
« Laatste verandering: 26-08-2009, 20:52:44 door vreemdeling » Gelogd
vreemdeling
Schipper
*****
Berichten: 1860


Bekijk profiel
« Antwoord #290 Gepost op: 26-08-2009, 20:50:00 »

Vervol Bep.Sch.15

De schipper maakt zich bezorgd, dat na al deze mededeelingen, de Duitschers wraak zullen nemen.
Hij meende, dat de verandering van den naam en het nummer dit mogelijk zou kunnen voorkomen.

De expert bij de Scheepvaartinspectie
w.g. F.Berkhout

’s-Gravenhage, 6 mei 1940
Voor eensluidend afschrift.

Handtekening onduidelijk
( lijkt op Seventer )




Had schipper Nicolaas Pronk een vooruit ziende geest ?
Blijkbaar wel.

Over de SCH. 15 is reeds in een van de rubrieken van Scheveningen-Haven een kranten artikel geplaatst over de terugkeer van een gedeelte van deze bemanning.

De Telegraaf van 1 mei 1940 kopt met het volgende bericht.

Bemanning van de “Bep “
( door Duitschers in de grond geschoten ) Behouden Terug.

Treiler werd voor Engelsch schip aangezien.
Na langdurige verhooren
te Wesermunde eindelijk vrij.
’s-Gravenhage,1 mei, Er heerschte heden vreugde in Scheveningen en droefheid.
Vreugde in de gezinnen, waarvan de mannen en zoons uit Duitschland heden terugkeerden na 12 dagen in Wesermunde gevangen gezeten te hebben, nadat hun schip, de Sch.15, door een gewapenden Duitschen treiler in de grond was geboord., droefheid in tal van andere gezinnen wier mannen hoogst waarschijnlijk door het in de lucht vliegen van de Sch.61 zijn omgekomen en die hiervan door Scheveningsche predikanten gisteravond op de hoogte zijn gebracht.
De bemanning van de Sch.15, van de reederij J.J.van der Toorn, is heden met twee kustvaartuigen, de “Wega” en de “Nato “, in het vaderland teruggekeerd.
Met de “Nato”zijn hedenmorgen de stuurman Maarten Pronk, een achterneef van de schipper Klaas Pronk, en de matrozen Piet, Leen en Pieter de Jong in Schiedam aan wal gezet en met een auto naar Scheveningen gebracht, waar zij met blijdschap door hun familieleden zijn begroet.
De schipper Klaas Pronk, met de overige leden der bemanning, Arie Corving. Leen en Zier Spaans, zijn met de “Wega “naar IJmuiden gebracht en daarna naar Scheveningen gereisd.

Weer thuis.
Maarten Pronk was hedenmorgen om halftwaalf al in zijn gezin in de Menninchstraat terug. Zijn vrouw en 5 kinderen waren natuurlijk dolblij dat na al deze avonturen vader weer bij de tafel zat en tranen in moeders oogen bewezen beter dan woorden, wat er in haar omging, toen zij haar man weer tegenover zich had.
De stoere stuurman zelf was de kalmte in persoon, en zijn gezond rood gezicht illustreerde wel, dat de onaangename avonturen zijn physiek niet aangedaan hadden.
Zeevarenden zijn over het geheel niet erg mededeelzaam en ook Pronk was eerst terughoudend, maar toen hij nog eens goed alles overdacht had, wat hij in de afgeloopen 14 dagen had doorleefd, kregen wij ten slotte toch een goed aaneengeschakeld verhaal van zijn belevenissen.


Op 12 April in den vroegen morgen, vertelde Pronk, lagen wij ongeveer 100 mijl uit de kust benoorden Terschelling, toen wij plotseling hoorden schieten, De wacht aan boord wekte inderhaast de rest van de bemanning, die in de kooi lag met de roep: “Er wordt op ons geschoten”! In minder dan geen tijd was de geheele bemanning aan dek en zag op een afstand van circa 600 tot 700 meter in den halven nevel, welke er op zee hing, een grijs schip opdoemen. Dit schoot met een kanon en met mitrailleurs op ons – aldus Pronk- doch wij werden niet geraakt. De Sch.15 vertoonde op verschillende plaatsen de woorden “Holland “ en de nationale kleuren. Op het moment van het schieten zou de Nederlansche vlag juist geheschen worden. Toen het schieten begon, werd direct de Nederlandsche vlag aan de mast geheschen, welke toen duidelijk door den schietende treiler moet zijn gezien. Kort daarna hield het schieten op en kwam de treiler naderbij gevaren.Wij hadden terstond de twee reddingsboten gereed gemaakt om te water te laten. Het was toen ongeveer halfzeven in de morgen en de bemanning stond juist op het punt de netten voor de tweede maal te halen.

Toen de gewapende treiler dichtbij gekomen was en aan stuurboord langs stoomde, maakte de commandant een handbeweging, welke er op wees, dat hij het schip wilde laten zinken. Tevens maakte hij duidelijk dat de bemanning geen tijd meer had om de twee gereed gemaakte booten te water te laten, doch dat zij moesten overspringen aan boord van den gewapenden treiler, die naar men nu bemerkte, een Duitsch oorlogschip was. Tijd voor onderhandelingen werd niet gelaten, noch kreeg eenig lid der bemanning gelegenheid iets van het schip mede te nemen : de persoonlijke eigendommen moesten dus achterblijven.

Voor een Engelschman gehouden.

Er zat dus niets anders voor de Scheveningers op dan hun schip in de steek te laten en op den Duitschen treiler, die geen enkelen naam of onderscheidingsteeken droeg, over te springen. Hierbij waren Duitsche matrozen behulpzaam,die de leden van de bemanning op het voordek verzamelden. Nu werd medegedeeld, dat men de SCH.15 eerst voor een Engelsch vaartuig had gehouden en dat meen geen tijd had het schip op te brengen,uit vrees voor Engelsche patrouillevaartuigen.
De commandant zeide,dat hij de SCH.15 in den grond moest boren, ook al omdat zij in het Duitsche mijnenveld zou hebben gevischt, hetgeen de schipper van de SCH.15 ten stelligste ontkende aan de hand van de kaarten. Bovendien waren er dan nog meer Nederlandse vissers in de omgeving, die intussen, door het schieten blijkbaar opmerkzaam gemaakt, zich in den mist verwijderd hadden.
Terwijl de bemanning van de SCH.15 zich op het voordek bevond,werden de kanonnen en mitrailleurs van den Duitschen treiler op de SCH.15 gericht en begon men te vuren, Het was een hard gelag, zoo zeide de stuurman om ons mooie schip met zijn rijke vangst aan versche tong en tarbot, en ons bezit daar in den grond te zien boren.
Een twintigtal kanonschoten was noodig eer de SCH.15 zonk. Later kwam alleen een der sloepen weer boven, Van de rest zagen wij niets.
« Laatste verandering: 28-08-2009, 08:22:54 door vreemdeling » Gelogd
vreemdeling
Schipper
*****
Berichten: 1860


Bekijk profiel
« Antwoord #291 Gepost op: 27-08-2009, 18:48:59 »

Goed behandeld.
Twee dagen zijn wij nog in de omgeving gebleven, aan boord van den Duitsche treiler.Wij werden goed behandeld en kregen hetzelfde eten als de Duitsche matrozen. Ook voor de ligging deed men alles om ons te helpen en een paar leege kooien werden ons ter beschikking gesteld. Wij hadden drie dagen op dit terrein gevischt, voor de Duitschers kwamen en wij waren ons er absoluut niet van bewust dat wij in het Duitsche mijnenveld waren. Na twee dagen aan boord van den treiler geweest te zijn, werd de Scheveningsche bemanning naar Wesermunde gebracht.
Hier werden wij van boord gehaald, in een auto gezet en naar de politiegevangenis gebracht volgens Pronk.
Het bleek uit het verhoor, dat men ons van spionnage verdacht, althans om die reden werden wij blijkbaar in de gevangenis opgesloten. Hier hadden wij het heel wat minder goed dan aan boord, de kost was maar zóó zóó. Tweemaal werden wij verhoord door de Gestapo-vertegenwoordigers, die van alles vroegen: omtrent de partij, waartoe wij behoorden,- ik ben anti-revolutionair en vertelde dat Colijn onze leider was, hetgeen blijkbaar een goeden indruk maakte – men vroeg van alles omtrent onze familie, of er nog Joden in de familie waren, enz. Wij werden streng behandeld, blijkbaar vanwege de spionnageverdenking, doch men bleef correct bij de verhooren.
Pogingen om met onzen consul in Bremen in contact te komen mislukten den eersten tijd volkomen. Zóó brachten wij 12 dagen in de gevangenis van Wesermunde door. Wij zagen alleen elkaar, hetgeen ten minste nog een zeker soort gezelligheid gaf.
Het onderzoek der Gestapo scheen eindelijk te hebben uitgewezen, dat wij met spionnage niets te maken hadden en zoo werden wij eindelijk Donderdag j.l. uit de gevangenis ontslagen, hoewel nog niet vrijgelaten.
Er waren intusschen twee Groningsche kustvaarders, die tijdelijk in de haven van Wesermunde waren vastgehouden na een reis naar Zweden, aangewezen om ons naar Nederland terug te brengen. Voor het zoover was, hadden wij evenwel nog het een en ander mee te maken. Wij waren reeds aan boord van de twee kustvaarders de Weser opgestoomd, toen er eensklaps weer bevel kwam, dat wij van boord moesten.
Nu werden wij echter niet meer als gevangenen behandeld, doch overgebracht naar de marine kazerne te Wesermunde, waar wij beter behandeld werden. Intussen was er contact met den consul te Bremen gekomen en Maandag j.l. werden wij weer aan boord van de twee kustvaartuigen teruggebracht.
Dinsdagmorgen om 5 uur in den morgen zeilden wij eindelijk uit en na een voorspoedige reis zijn wij thans weer gelukkig in het vaderland terug zoo besloot de stuurman zijn verhaal.
Hij was nog niet geheel gereedgekomen, toen één van zijn dochtertjes juist van school komend tot haar onuitsprekelijke blijdschap vader in de huiskamer terug vond.
Een familietooneeltje, treffend in zijn eenvoud en even een kijkje gevend in het harde visschersberoep.


De gegevens zijn uit vrij recent ontvangen verslagen en een vergeelde krant d.d.
1 mei 1940.

In een volgend artikel wil ik nog ingaan op bijkomende gegevens en vragen.


De volgende gegevens zijn verkregen uit persoonlijke gesprekken met een der opvarenden.

Reeds tijdens het onvrijwillige verblijf in de gevangenis is deze bemanning gewaar geworden hoe het Duitse regime was . Zelf in vrijheid , een beroep uitoefenend en dan plotseling opgesloten in de gevangenis als een stel boeven.
Meerdere malen werd in de nacht huilende en gillende vrouwenstemmen gehoord. Waren etr ook vrouwen in deze gevangenis opgesloten ? Het bleek wel het geval te zijn.
Dit werd vernomen van een der gevangenbewaarders, een Groninger, welke getrouwd was met een Duitse vrouw en in deze gevangenis werkte als bewaker.
Hij vertelde dat deze ongewone geluiden van gillende en huilende vrouwen afkomstig waren van vrouwen, welke werden ondervraagd, na arrestatie door Gestapo medewerkers.
Deze arrestaties waren meestal het gevolg van ontevredenheid en gemor, tijdens het in de rij staan voor winkels, ter verkrijging van levensmiddelen of andere goederen.

Het verblijf in de gevangenis was voor de bemanning zeker geen een pretje.
Doelloos rondhangen zonder vooruitzichten. Vanuit de vrijheid van het vissersschip naar de beslotenheid van het gevang.
Ze waren, vanuit hun werk aan boord, gedwongen zo op het Duitse marineschip over te stappen. Gekleed in bruine kiel, pet op het hoofd en rode zakdoek om de nek en geschoeid in lieslaarzen of klompen.
Tijdens de luchtingpauzes werd van deze mannen gevergd, dat zij in looppas rondjes liepen op het terrein waar werd gelucht.
Vaak geen het niet snel genoeg voor de bewakers en werden zij aangevuurd met de kreet......
Mensch, schneller, schneller.
Ik geef je het te doen om met lieslaarzen rondjes hard te lopen.

Wat de bemiddeling van de consul voor waarde heeft gehad is dubieus.
Waarom werd er geen bericht gegeven aan de rederij op Scheveningen.
De eerste berichtgeving was pas nadat de beide coasters resp. in IJmuiden en Schiedam waren gearriveerd.
En nog werd er geen direct bericht aan de vrouwen en moeders van de opvarenden gegeven.
Waarschijnlijk heeft geen van deze vrouwen en moeders telefoon gehad.
Wel weet ik dat de vader van een der opvarenden, een kleine middenstander en waarschijnlijk in het bezit van telefoon, wel in kennis is gesteld van de aankomst in Holland.
Via deze persoon is de echtgenote in kennis gesteld van de aankomst van haar man en deze middenstander is naar een school in Duindorp gereden om de bovenmeester in te lichten, dat de kinderen van de betrokken vader veilig in Nederland was gearriveerd en niet zoals eerst werd aangenomen, zoals de bemanning van de Willy, waren verongelukt.
De bovenmeester verwittigde de kinderen persoonlijk in hun klassen, gepaard gaande met felicitaties en deze kinderen werden in de gelegenheid gesteld om naar huis te gaan.

In het gepubliceerde krantenbericht was sprake van de dominee die de berichten over het verongelukken van de "Willy " aan de betrokken vrouwen en moeders moest aanzeggen.
Ook in het geval van de "Bep " zijn dominee's rond gegaan om betreffende vrouwen en moeder geestelijke bijstand te verlenen. Ook hier was er grote onzekerheid door de lange tijdsduur van de ongewenste internering.

De bemanning heeft wel vergoeding gekregen voor de verloren gegane prive eigendommen.
Deze afwikkeling is vrij spoedig tot stand gekomen. Reeds op 10 mei 1940 kon op het consulaat in Den Haag deze vergoeding worden afgehaald. Hoeveel mensen op deze dag een bezoek hebben gebracht aan het consulaat, is mij niet bekend. Mijn zegsman heeft het op 10 mei nog wel geprobeert, ondanks dat door Duitsland op deze morgen de oorlog was verklaard aan ons land. Maar onderweg naar Den Haag is hij terug gekeerd daar er para troepen waren geland en er regelmatig werd geschoten.
Hoe de schade met de reder is afgewerkt is mij onbekend. Misschien weet Piet Es hier iets over ?

Men zou denken dat lering getrokken kon worden uit wat deze bemanning heeft meegemaakt in de duitse gevangenis.
Mij is bekend dat van een der opvarenden, de kinderen fervente aanhangers werden van de N.S.B.

Veel vragen zullen blijven.
b.v. Het nummer 0. 46 op de Duitse trawler welke de "Bep " heeft opgebracht naar Borkum.
Was dit een visserij nummer of was het een voorkomend nummer ingebruik op oorlogschepen ?
Was dit camouflage ? Ook het voeren van de Hollandse vlag op een Duits vaartuig ?
Kon de " Bep " zo gemakkelijk ankeren of is zij langszij van de trawler gemeerd, nadat deze had geankerd.
Ook het excuus dat de "Bep " voor een Engels schip werd aangezien lijkt mij onzin.
Welke Engelse trawler zou zich zo ver in de Duitse Bocht vertonen om te vissen ?

Waarschijnlijk zullen er nog veel onduidelijkheden niet verklaart kunnen worden.

Enkele correcties.
De in de krant vermelde naam Arie Corving in hierin foutief vermeld, Dit moet zijn.... Arie Korving.


Vreemdeling
 
 
      

 

 
         
«      

« Laatste verandering: 28-08-2009, 08:19:11 door vreemdeling » Gelogd
vreemdeling
Schipper
*****
Berichten: 1860


Bekijk profiel
« Antwoord #292 Gepost op: 28-08-2009, 15:36:10 »


Op 26 aug . j.l heb ik het liedje  "Allen die willen naar Island gaan "geplaatst.

Hierin komt het woord  "kollen "voor.
De onder dit lied geplaatste uitleg hierover is sleepnet.

Ik kon het woord  "kollen " als sleepnet niet thuis brengen.
Mijn grootvader had het wel eens over "kollen ".
Dit was echter een visserij met geaasde lijnen voor de vangst van kabeljauw of schelvis.. Dit was periode van de zeilloggers.

Op google nagezocht en deze bevestigt dit.

vreemdeling
Gelogd
A.K. Pronk
Gast
« Antwoord #293 Gepost op: 28-08-2009, 16:27:20 »

De "Kol" is inderdaad een vistuig welke bestond uit een staaf ijzer met aan weerszijden een haak,
waaraan als aas een haring werd bevestigd; het geheel werd met lood verzwaard en werd in het midden opgehouden door een lijn, de dieplijn.
Door "de kol" heen en weer te halen kon men voelen of men beet had.
 Bron: "De Scheveningse woordenschat".
Gelogd
vreemdeling
Schipper
*****
Berichten: 1860


Bekijk profiel
« Antwoord #294 Gepost op: 29-08-2009, 07:33:10 »


A.K.Pronk

Bedankt voor uw positieve reactie.

vreemdeling
Gelogd
vreemdeling
Schipper
*****
Berichten: 1860


Bekijk profiel
« Antwoord #295 Gepost op: 11-09-2009, 18:15:38 »

Piet Es,

Naar aanleiding van ue reactie op mijn vraag heb ik het boek
"Vlaanderens Haringbedrijf in de Middeleeuwen
schrijver R.Degryse
uitgave Nv. De Nederlandse boekhandel Antwerpen.

vorige week aangevraagd in de plaatselijke bibliotheek.
Tot mijn grote verbazing lag het vandaag in de bibliotheek op mij te wachten.
Boek is terug gevonden in de Atheneum Bibliotheek te Deventer.

Ga nu dit boek lezen.
vreemdeling
Gelogd
vreemdeling
Schipper
*****
Berichten: 1860


Bekijk profiel
« Antwoord #296 Gepost op: 12-09-2009, 11:51:39 »

Het Huis.

Op 11-7-2009 plaatste Piet Es de volgende reactie over een huis( je ).

.Iedereen in Scheveningen, zowel oud als jong, was blij dat de tijd van de 19de eeuwse miezerige huisjes met de eensteensmuurtjes, de plee buiten, één kamer beneden, geen keuken maar koken onder een afdakje op het achterplaatsje, ouders slapen in de bedstee en de kinderen met z'n allen op de zolder (twee of drie in één bed) en eens in de week als kind gewassen worden in de teil op een stuk zeil in de woonkamer, voorbij was.
Ik weet waarover ik praat.

Maar een beschrijving van het huis(je) wordt niet gegeven.
Daar ik ook in dit huisje heb gewoond wil ik proberen dit weer te geven.
Het huis was gevestigd in het "slop van Maerte Sukker ", dus bij het Marcelisplein, tegenover de bibliotheek.
Van dit slop is heden ten dage weinig over. Slecht een klein gedeelte is hiervan nog zichtbaar.. Al de daar vroeger aanwezige woningen zijn gesaneerd en door nieuwbouw vervangen.
Reeds  voor 1940 was hierover al sprake.

Het zogenaamde slob was in feite een grote doodlopende poort, waar in het achterste gedeelte nog een drietal doodlopende poortjes aan de rechterzijde waren. Haaks op de grote poort.. ( dus zijde Badhuisstraat ).
Het geheel werd begrend door de Badhuisstraat aan de zuid zijde, de Haringkade aan de noordzijde en de Stuurmansstraat aan de oostzijde.
Bij de ingang van deze poort op het Marcelisplein, was aan de rechterzijde op de hoek een sigaren winkel en aan de linkerzijde op de hoek een cafe..
De poort binnenlopend had je aan de rechterzijde een blinde muur, tot aan het huis van groenteboer/ kolenboer
Brand.
Aan de linkerzijde had je de blinde muur van het cafe en vervolgens een verhuurderij van handkarren en bakfietsen.
Hierna kreeg je een vernauwing. Links 4 huizen en rechts woonhuis en opslagplaat van firma Brand.

De huisjes aan de linkerzijde  waren...
1. No.251 Bewoner Dove Job.. een schelpen visser.
2. No.249 Bewoner van Klaveren. een schokkerman.
3. No.247 Bewoner Gijs ? ( v.d. Zwan )    visserman
4  No. 245 Bewoner Fam Taal.. Oud schipper en vader van Maarten ,Albert,Cor en Jacob Taal ( zie boek  Bouwe Teelt )
Deze huisjes hadden een klein plaatsje aan de straatzijde van de woning .

Na no.245 werd aan de linkerzijde de poort weer wat breder.
Op no.243 was een boven huis gevestigd waar de fam Roos ( de Klonterd ) woonde.Dit huis was gedeeltelijk boven de opslagplaatsen van bouwmaterialen van de aannemer Koek.. Deze opslagplaatsen hadden de nummers 241,239 en 237.
Hierna volgden 7 stuks gelijkwaardige huizen. Twee deuren naast elkaar en het laatste huis 1 deur..
Dit was tevens het einde van de poort.
Op no.235 woonde de fam.Pronk ( Kannebrou ) Weduwe met kinderen. Ex. koopvaardij man.( zie ook Herinneringen aan Duindorp ( Co en Jans, twee zusters ( 2 )
Op.no.233 woonde fam. J. Spaans. met 2 kinderen( meisje en jongen ) . Visboer.
Op no.231 woonde fam. C.Spaans met 4 kinderen ( jongens ) Monteur Sch. 77  Albatros 
Op no.229 woonde fam.J.v.d. Harst . groot gezin . tot 1938 schipper op de Sch.16 Sumatra
Op no.227 woonde fam Korving. 2 kinderen. Monteur op Sch.15 Bep.( zie ook Herinnering Sch.15 Bep )
Op no.225  mij onbekend.
Op no.223 woonde fam. J.v.d. Toorn. Enkele kinderen.  Melkboer ( getrouwd met Ke Lagas)
Gelogd
vreemdeling
Schipper
*****
Berichten: 1860


Bekijk profiel
« Antwoord #297 Gepost op: 12-09-2009, 11:53:33 »

Vervolg Het Huis

Tegenover deze huizen waren nog eens 3 sloppen, waarvan de woningen in het middelste slop aan weerszijde met de achterzijde tegen de woningen in het 1e en 3e slop waren gebouwd.
Deze woningen waren allen gelijk maar kleiner dan de woningen in de grote poort.
De vrouwelijke bewoners droegen hoofdzakelijk de Scheveningse dracht., behalve de bewoonster van no. 227.
Zij was wel in klederdracht,echter in een dracht wat toen ter tijd een "Baskenlijf"werd genoemd.
Alles bij elkaar genomen was het een doorsnee Scheveningse wijkje..

Het plaveisel van de straat bestond in het begin uit klinkers. Later werd aan de linker zijde , vanaf no,243 , een stuk langs de huizen betegeld.. Tevens werden er palen geplaatst ter hoogte van het eerste slopje, zodat de paard en wagen van de firma Brand niet verder de poort in kon rijden en het tegelpad zou beschadigen.. Een gedeelte van deze palen was uitneembaar, om toch de rest van de poort toegangkelijk te maken met auto of paard en wagen. b.v. bij verhuizing of begrafenis..

Ons huis op no.231 was een koophuis van mijn grootmoeder, welke was verhuisd naar een bovenwoning aan de Westduinweg. In dit huis had zij als weduwe gewoond met 7 kinderen.
Mijn moeder was een dochter van Kees Taal ,welke op no.245 woonde.. Deze woning werd bewoond door de ouders en 9 kinderen.
Dus mijn ouders waren op dit adres vanouds al heel goed bekend.

Zoals ik al eerder heb geschreven waren er 2 buitendeuren naast elkaar, welke toegang gaven tot de hierachter gelegen woningen. Na de voordeur kwan je in een ongeveer 8 meter lange gang..In ons huis lagen de kamers aan de linker zijde van de gang en voor onze buren aan de rechterzijde van de gang..
Ongeveer in het midden van de gang aan de linker zijde waren 3 deuren. Deur 1 gaf toegang tot de voorkamer, deur 2 gaf toegang naar de trap naar de zolder boven de voorkamer en deur 3 gaf toegang tot de achterkamer..
Tussen voor en achterkamer was een scheidings wand., dus tussen deur 2 en 3. Boven zowel de voor als achterkamer was een zolder.
Beide zolders hadden een punt dak.
Beide kamers waren ongeveer 4 x 4 meter groot aan oppervlakte.
De voorkamer had 2 ramen aan de straat zijde.Mooie vitrage en lancaster over gordijnen.
Onder de trap naar de zolder was de bedstee. Deze kamer had ook een schoorsteen.
De voorkamer was de mooie kamer, welke alleen werd gebruikt voor visite..
Zeil op de houten vloer en in het midden een vloerkleed. Tafel met 4 stoelen en een leunstoel voor de heer des huizes..Een grote linnenkast ( het pronk juweel van de vrouw des huizes ) en een haardkachel.

De achterkamer was de woonkamer.waar men in leefde
Direct na binnenkomst in deze kamer was aan de rechterzujde een deur,welke toegang gaf naar trap naar de achter zolder . Trap liep dus langs de zijwand van de gang..
Ook hier was weer een bedstee onder de trap.
Ook hier zeil op de houten vloer en in het midden een kleed.
Aan de achterzijde ook twee ramen,
Verder tafel met 6 stoelen en een schoorsteen met een potkacheltje.

De voorzolder werd gebruikt als slaapzolder en de achterzolder als bergruimte. Toen wij er omstreeks 1936 kwamen wonen, waren op de beide zolders de dakpannen te zien.. Na ongeveer een jaar werd de slaapzolder afgetimmerd, zodat de dakpannen niet meer te zien waren. Scheelde 's-winters meteen een stuk tegen de kou.
De achter zolder bleef in de oorspronkelijke toestand en hier werden overbodige spullen opgeslagen en 's-winters de zee spullen van mijn vader, zoals oliegoed, lieslaarzen, groene scheepsdekens, zeemanskist enz..
Hier kon ook de was te drogen worden gehangen bij regenachtig weer.

Op de slaapzolder moest het gehele gezin slapen.. De bedstee in voor en achterkamer werden niet als slaapgelegenheid gebruikt, maar als bergruimte.
Gelukkig bestond ons gezin uit 4 jongens en op het moment van verhuizing waren de leeftijden resp. 3, 5, 7 en 9 jaar oud,
Op de zolder stonden 2 tweepersoons ledikanten en een kinderledikantje..
Een ledikant voor de beide ouders en een ledikant voor de 3 jongens en het jongste kind in het kinderledikantje.
Het kinderledikantje en een tweepersoons ledikant voor de kinderen stonden grotendeels onder de schuine zijkanten van het dak,
De zolder had aan de voorzijde een piepklein dakkapelletje met een raam en aan de achterzijde een klein openklapbaar raampje.. Een gedeelte van het zolder opppervlak werd ook nog in beslag genomen door de opening van het trapgat. Als mijn vader op zee was mocht een van de jongens bij mijn moeder in bed slapen.
Na enige jaren werd het kinderledikantje vervangen door een eenpersoons bed, waar de oudste zoon dan in kon gaan slapen. Ook dit bed stond dan weer gedeeltelijk onder de schuine zijkanten van het dak.
.
Een groot verschil met tegenwoordig, waar kinderen van 10 jaar al aanspraak maken op een eigen kamer.
Ook mochten wij in deze situatie nog niet klagen als ik denk hoe mijn grootmoeder hier woonden met 7 kinderen, waarvan er dan ook nog 2 meisjes bij waren.
Waarschijnlijk werden dan ook de beide bedsteden gebruikt. 
Van de kinderen zullen er zeker een paar op de visserij werkzaam zijn geweest en als zij op zee waren, gaf dit minder problemen bij de slaap situatie.

Keuken en badkamer hadden wij niet.
Achter het huis was een kleine binnenplaats van ongeveer 3 x 5 1/2  meter.,
Deze binnenplaats was deels  ( ca. 2 1/2 meter )overdekt. Hier was een klein gedeelte in gebruik voor kook en bak aangelegen heden en een gedeelte voor aanrecht, waaraan kon worden afgewassen en het eten worden bereid.
Kookgedeelt bestond uit een 2 pits gastoestel, een 4 pits, een 3 pits en een 1 pits petroleum stel..
Vis bakken en vlees uitbraden werd op het 4 pits petroleum stel gedaan.. Verder was er in deze ruimte een kolenhok, een berghok en een WC..
Het geheel was omgeven door een 2 meter hoge muur, zodat buren geen overlast zouden hebben. en zeker de achter ons wonende mensen aan de Haringkade.. ( Grotere huizen en betere stand )
Door de hoge muur en het gedeeltelijke overdekking was er weinig daglicht in de achterkamer.
Waterkraan was ook op deze binnenplaats en 's-winters moest er wel voor worden gezorgd dat de kraan goed was afgedekt en /of afgesloten i.v.m. bevriezing.
Op deze binnenplaats moest ook de wekelijkse was worden gedaan, welke dan op een droogrek aan de voorzijde van het huis te drogen werd gehangen of bij slecht weer op de achter zolder.

's- Morgens was je meteen ontnuchterd als je met koud water op de binnenplaats je toilet moest maken.
De wekelijkde persoonlijke wasbeurt geschiedde in de grote teil in de achterkamer. Van klein naar groot om de beurt, onder toezicht en kommentaar van het gehele gezin.. De kleintjes werden door moeder gewassen, de grotere moesten het zelf doen, onder toeziend oog van mijn moeder.. Toen dit iets wat "genant " voor de grotere ging worden, werden deze met handdoek en zeep naar het badhuis gestuurd naast het politie bureau..

Al waren wij dan niet voorzien van alle huidige confort, ik heb er geen minderwaardigheids complex aan overgehouden.
Hadden wij het slechter als het kind dat nu 11 hoog in een flat gebouw woont.?
Waren wij smeriger als de jeugd die nu iedere morgen onder de douce moet ?
Beslist niet., daar zorgden onze moeders wel voor dat hun kinderen netjes en schoon naar school gingen en over straat liepen.
 Geen deodorant, geen aftershave, geen zeep met een luchtje, maar gewoon sunlight zeep en als je heel smerige handen had was groene zeep bruikbaar.

Wij hadden ruimte om te spelen.
En er waren dan ook nog mensen die het slechter hadden en in een nog kleinere huisjes woonden.
Wat blijft, is de herinnering aan vroeger.
Zeker nu, in vergelijking waar en hoe wij nu wonen en hoe het vroeger was.
En zeker ook , hoe toen onze moeders zich moesten behelpen in vergelijking met het confort in huis en keuken van tegenwoordig.

Vreemdeling




..
.


Gelogd
vreemdeling
Schipper
*****
Berichten: 1860


Bekijk profiel
« Antwoord #298 Gepost op: 01-10-2009, 15:18:29 »

De Klomp.

In mijn jeugd jaren en dus nog in de periode op de lagere school, was op het lesrooster van de school ook nog enige tijd vrijgemaakt voor het onderdeel zingen.
Behalve dat er bij de aanvang van de school een psalm versje werd gezongen, werd er ook meerdere malen ruimte gevonden om gedurende de week andere versjes dan psalmen te zingen.
Vaak werd dit gezang dan ondersteund door de meester of juffrouw met behulp van gitaat, viool,banjo of blokfluit
Een van deze versjes welke regelmatig werd gezongen was het onderstaande liedje.

Mijn vader's klomp is mijn scheepje
het slootje is de zee.
De wind blaast over de baren:
nu moet mijn scheepje varen ...
och kon ik ook maar mee!

Als ik erin kon zitten,
en zelf de stuurman was:
'k zou flink het roer hanteren,
en zeilen en laveren,
en drijven op de plas!

Heeft dit liedje ons geinspireerd bij onze zucht naar avontiuur ?
Gaan varen konden wij nog niet, gezien onze leeftijd, maar wij konden wel scheepjes laten varen.
Het maken van een scheepje van een vloot was het begin , maar ondanks onze jeugd waren wij ook nog eerzuchtig en wilden wij meer.
Geld om een scheepje te kopen was er niet. Als je geluk had kon je wel eens een scheepje krijgen , gemaakt van een klomp, van een oudere neef of buurjongen.
Soms maakte een vader tijdens zijn afwezigheid op de logger zo'n fel begeerd scheepje voor je.
Was dit niet het geval dan mocht je toekijken hoe je vriendjes zich vermaakten met hun zeilscheepjes op het strand of op het water van kanalen,eendjesvijver of Westbroekpark.
De klomp werd in die tijd nog veel gedragen bij de werkzaamheden op de aanverwante bedrijven van de visserij.
De klomp was natuurlijk ook een stuk materiaal om een scheepje van te bouwen en het verschafte je ook de mogelijkheid  om ook aan het vaar plezier van je vrienden mee te doen.
Van de huidige zelfbouwpakketten hadden wij nog nooit gehoord en er was trouwens ook geen geld voor en het was dan ook veel spannender om zelf een scheepje te bouwen.
Maar je had dan wel een klomp nodig.

Dit was echter nog niet zo eenvoudig .
Als de bovenkap van een klomp was afgebroken, werd deze zo spoedig mogelijk gemaakt met een stukje ijzerdraad of trekbandje. Zomaar een klomp weggooien voor een kapotte kap kon echt niet en een klomp welke aan de onderkant was versleten en waar gaten in zaten, kon je natuurlijk niet als scheepje benutten.
Vaak als de linker of rechter klomp nog intact was en de andere klomp gaten vertoonde, kon je op de schuur dit paar klompen nog wel gebruiken door in de kapotte klomp een stuk karton of een opgevouwen krant te stoppen. Dit was natuurlijk alleen mogelijk bij droog werk en binnenshuis. Bij regenachtig was dit natuurlijk uitgesloten.

Als dan zo'n paar klompen werd afgedankt kon je  hiervan een der klompen gebruiken voor het doel om een scheepje te bouwen.
De kunst was dan om de kap van de klomp te halen. Dit moest wel met zorg gebeuren , zodat een egale lijn werd verkregen om het dek hierop te spijkeren.
Voor het dek was het het mooiste als je een stuk triplex van een theekist op de kop kon tikken.
In de Keizerstraat was toentertijd een koffie en theehandel. Thee werd vanuit de tropen aangevoerd in triplexkisten, waarvan de binnenzijd was bekleed met bladlood.
En bij deze winkel kon je nog wel eens een stuk triplex op de kop tikken.
Lukte dit niet dan waren de zijplankjes van een sinaasappelkist hier ook bruikbaar voor.
Echter deze plankjes waren minder buigzaam en je moest er wel voor zorgen dat het raakvlak met de klomp volkomen vlak was en zonder "zeeg ".
Voor dat het dek op de klomp werd geplaatst moest er eerst een gat in het dek worden gemaakt om de mast door te laten en in het inwendige van de klomp een houder te bevestigen, waar de mast in werd geplaatst . Hetzelfde resultaat kon worden verkregen door een spijker door de voetzool van de klomp te slaan en hierop de mast te plaatsen.
 
Als kind hadden we natuurlijk niet de beschikking over veel gereedschap. Een mes ( soms het aardappelschil mesje van je moeder ), hamer en figuurzaag.
Als je nog een beetje geluk had, een handboor machientje uit je vaders gereedschap kist.
En wat schuurpapier of schuurlinnen was wel te "bietsen " bij ooms of kennissen, welke een baan aan de wal hadden.
Voor een paar centen kon je wat kleine spijkertjes kopen bij de ijzerhandel in de Stevinstraat, welke je dan in een klein papieren puntzakje mee kreeg.
Die paar centen had je na lang gebedel van je moeder weten los te krijgen of je had er flink wat werkjes voor moeten doen, zoals schoenenpoetsen. kachelhout hakken en zelfs wel eens koper poetsen.
Maar als je eenmaal de spijkertjes had,  kon je door gaan met plaatsen van het dek op de klomp.
Dit moest heel voorzichtig gebeuren, vooral aan de zijwanden van de klomp, waar het hout veel dunner was dan aan de voor en achterzijde van de klomp.
De mast, gemaakt van een langer stuk hout van voldoende dikte en na veel gesnij en schuren van boven iets taps toelopend, zou nu kunnen worden geplaatst.
Maar zo'n vaartuig zou met mast en zeilen  alleen te gebruiken zijn op de vloer van de kamer of in de zandbak of om op het strand, in het zand, mee te spelen . Met zo'n scheepje varen zou lachwekkend zijn t.o.v. je vrienden, daar het scheepje bij de minste windvang zou omslaan .

Zoals een echt schip moest de klomp ook een voor en achter steven hebben en een kiel.
Sunlight zeep werd toentertijd in houten kistjes bij de kruidenier afgeleverd. Dit hout was heel geschikt om stevens en kiel van te maken. Je behoefde maar een of twee plankjes te hebben en soms bracht het deksel van de kist al de nodige uitkomst als je het probleem aan de kruidenier voorlegde.
Voor en achtersteven passend op de klomp maken was nog niet zo eenvoudig, maar met veel geduld en het breken van diverse fijne zaagjes uit je figuurzaag, kreeg je het wel voor elkaar.
Met het handboormachientje nog wat gaatjes geboord in kiel en stevens , zodat met wat spijkers deze aan de romp konden worden bevestigd en de dikte van de spijkers  het hout niet zou doen splijten.

Nu begon het al aardig op een schip te lijken.
Nu de afwerking nog.
Roer uitzagen en met koperdraad aan de achtersteven bevestigen.
Nu nog een gaffel voor het grootzeil. Dit was wel het moeilijkste werk, vooral de uitholling van de gaffel wat rond de mast glijdt. Heel vaak moest je opnieuw beginnen wanneer de zijkanten van de gaffel weer eens onder het snijden schuren en zagen, afbraken.
Jou scheepje moest natuurlijk wel sneller varen als dat van je vrienden, dus zeil oppervlak moest zo groot mogelijk.
Normaal was een grootzeil en fok.  Het zeil oppervlak te vergroten was alleen mogelijk door het plaatsen van een topzeil ( tjik ) boven het grootzeil en een 2e fok aan een boegspriet ( kluifhout )
Dus nu nog een steng maken voor het topzeil en een boegspriet voor de 2e fok.
Boegspriet plaatsen en stagen aanbrengen tot steuning van de mast.
Van papier de grootte van de zeilen opmeten. Nu nog een stuk van een oud kussensloop of laken en een gewillige moeder om hiervan zeiltjes te naaien.
Als de zeilen dan waren geplaatst was het schip voltooid. Met een restje overgebleven verf kon eventueel nog wat kleur op het scheepje worden aangebracht.
Wat lood aan de kiel bevestigd en het schip kon te water worden gelaten en de competitie aangaan met je mede zeilvrienden.
Jouw scheepje met een boegspriet was wel kwetsbaar. Vaak gebeurde het dat de boegsprier afbrak, als het scheepje met snelheid tegen de kade botste.
In Eendenvijver,Westbroekpark en op het strand had jer hiervan geen last, maar je liep wel het risico dat je scheepje midden in de vijver vast kwam te zitten in riet en eendenkroost of op het strand richting open zee koerste.

Het is hier zo simpel verteld. maar als kleine jongen had je er handen vol werk aan en een vader om te helpen was er niet, want die was op zee.

Vreemdeling




Gelogd
Wybe-M2
Gast
« Antwoord #299 Gepost op: 01-10-2009, 16:26:06 »

Er wordt nog steeds met klompen gezeild hoor.
Zie bijv. http://www.klompkesilen.nl/

Dit jaar werd zelfs het '7e Iepen Frysk Kampioenskip Klompkesilen' gehouden.

Er zijn hele schoolkompetities en er is een eenheidsklasse met de zgn. Scherjonklomp (geen linkse, geen rechtse, maar de punt in het midden).
Zie ook http://www.klompzeilen.nl/

Het ter beschikking komen van de eenheidsklomp en het stimuleren van het klompkeslilen d.m.v. een bouwpakket voor lagere schoolleerlingen heeft e.e.a. fors gestimuleerd.

Volgende wedstrijd: zaterdag 17 oktober 2009 in Warkum (NL: Workum).
Bijzonder hierbij is dat het hierbij om vrachtklompen gaat, de vracht is een zelfgeschreven zeemanslied (zie: http://liereliet.nl/Klompschepen.htm)
Gelogd
Pagina's: 1 ... 16 17 18 19 [20] 21 22 23 24 ... 72 Omhoog Print 
« vorige volgende »
Ga naar:  


Login met gebruikersnaam, wachtwoord en sessielengte

Powered by MySQL Powered by PHP Powered by SMF 1.1.4 | SMF © 2006, Simple Machines LLC Valid XHTML 1.0! Valid CSS!