Welkom, Gast. Alsjeblieft inloggen of registreren.
28-03-2024, 20:16:17
Startpagina Help Zoek Inloggen Registreren
Nieuws: Nieuwe leden moeten helaas wachten tot dat de webmaster ze accepteert. Er is veel kaf onder het koren. Het beste kunt u na registratie ons nog even een e-mail sturen jolydesign@ziggo.nl.

+  Vraag en antwoord & Wie wat waar
|-+  Vraag en antwoord
| |-+  Vraag en antwoord
| | |-+  De logger van Maas
« vorige volgende »
Pagina's: [1] 2 3 Omlaag Print
Auteur Topic: De logger van Maas  (gelezen 34996 keer)
Piet Es
Gast
« Gepost op: 24-03-2009, 15:11:52 »

De Boulogne-logger van Maas: een succesformule (1)

De sprong vooruit van Scheveningen



De logger maakte als vissersschip in 1865 officieel zijn entree in Nederland. De niet-Scheveninger A.E. Maas was de man die dit type schip hier introduceerde. Het werd hem niet in dank afgenomen; in het oerconservatieve wereldje van de zeevisserij zat men niet te wachten op nieuwlichters. Toch zou deze logger ruim honderd jaar aan de haringvissers dienstbaar blijven.
Wat was die toenmalige logger voor een schip en hoe kreeg hij zijn plaats binnen de Hollandse haringvisserij? Eeuwenlang waren de platboomde pinken – later bomschuiten genaamd – de enige vissersschepen die men bij de Noordzeedorpen van Holland in gebruik had. Door het ontbreken van een haven moest hun vloot vanaf het strand in zee steken; na terugkeer van zee landden de schepen op het strand weer aan. Hun aangevoerde vis, en in mindere mate haring, werd op het strand bij het dorp gelost. Alleen vissers op de schepen van haringsteden als Vlaardingen, Maassluis, Delfshaven en Rotterdam kaakten hun haring; de kustdorpers voerden de haring vers of gezouten (gesteurd) aan. Vervolgens werd deze aan de wal bij plaatselijke rokerijen verwerkt tot bokking en ook wel gedroogd. Van het laatste is verder weinig bekend. In 1857 kregen de kustdorpen bij wetswijziging eveneens het recht om de haring te mogen kaken.

De ergernissen van een nieuwlichter
Scheveningen kende rond 1850 zo'n honderd bomschuiten als eigendom van een aantal reders. De plompheid van die bomschuiten bracht de hotelhouder en tevens reder A.E. Maas er toe om in 1865 uit te kijken naar een ander type vissersschip. In 1854 had hij zijn eerste twee bomschuiten gekocht. In feite was hij badhuis-exploitant maar zoals bij verschillende anderen in de 19de eeuw lonkte ook bij Maas het avontuur van de zeevisserij. Hij richtte zich vooral op de haringvisserij die door de komende wetswijziging van 1857 veel perspectieven zou gaan bieden.

Twee zaken zaten Maas dwars: ten eerste het te grote gewicht in zee van de haringnetten, ten tweede de traagheid van de bomschuit. De – in de ogen van zijn dorpsgenoten – buitenstaander Maas bleek een doener: hij keek allereerst uit naar andersoortige netten en trof in Engeland in 1858 het katoenen net dat – in zee staand – aanzienlijk lichter woog dan het Hollandse net van hennep. Hij ging dan ook deze Engelse netten gebruiken en boekte veel succes vanwege de goede vangsten; hiermee was een eerste hindernis genomen. Maar die te logge bomschuiten waren op weg naar de visgronden en op hun terugweg in Maas’ ogen veel te veel tijd kwijt en er stond evenmin een groot laadvermogen van zo’n vaartuig tegenover. De schepen van de grote haringsteden hadden alle meer laadruimte en ze waren aanzienlijk sneller dan de vloot van de kustdorpers.

Revolutionair scheepstype
Maas vond echter de schepen die Holland bouwde te zwaar voor zijn techniek van haringvissen met katoenen netten; ze waren ook te duur naar zijn mening. Op Europese vaktentoonstellingen keek hij dan ook uit naar andere typen vissersschepen. Na een bezoek aan een expositie in Noorwegen nam Maas in 1865 een belangrijk besluit dat een ommekeer zou worden binnen de Hollandse vleetvisserij op haring. Hij gaf een werf in het Franse Boulogne opdracht tot de bouw van een vissersvaartuig. Dit was van het type dat de Franse naam lougre en ook wel chasse marée (zeejacht: auteur) droeg. Een niet-Scheveninger luidde hiermee voor Scheveningen nota bene een nieuw tijdperk in...

© Piet Spaans 2009
historisch publicist en auteur
Den Haag Holland


« Laatste verandering: 25-03-2009, 16:15:55 door Piet Es » Gelogd
Piet Es
Gast
« Antwoord #1 Gepost op: 25-03-2009, 12:28:25 »

De Boulogne-logger van Maas: een succesformule (2)

Over loggers, luggers en emers



Het door Maas beoogde Franse schip dat bij ons logger zou gaan heten was een houten kielschip. Het was lichter in gewicht en ranker van lijn dan toenmalige Hollandse vissersschepen als buizen, hoekers, hoekerbuizen, kweeën en sloepen. De vorm van de logger bracht met zich mee dat de scheepsromp met tamelijk weinig hout boven water uitstak waardoor wind en water niet al te veel invloed konden uitoefenen op het vaargedrag van het vaartuig.
Zulks was belangrijk, zowel bij de voortbeweging van het schip als bij het vissen als zodanig. Zijn scherpgesneden voorsteven rees vrijwel onder een hoek van 90° uit het water waarbij hij deed denken aan scheepstypen als de Engelse Kanaal-Boot of Sloep en aan de Franse Peniche zoals deze in een boek uit 1831 dat over scheepsmodellen gaat, voorkomen. Zijn achtersteven verliep schuin terugwijkend; verder was hij niet rond maar vlak, zodat men het schip ook wel karakteriseerde als een ‘platgat'. Het vaartuig voerde drie masten alhoewel vroegere tekeningen en oude vakliteratuur ook wel tweemasters weergeven of noemen. Ook de door Maas bestelde logger had drie masten, evenals de eerste loggers die vanaf 1866 in Nederland werden gebouwd.

Loggers en loggertuig
Kenmerkend voor de eerste loggers was hun bijzondere tuigage. Ze hadden een ra-tuig zoals de meeste grotere zeilschepen dit indertijd voerden. Het was hierbij echter opvallend dat dit zo genoemde 'loggertuig' niet dwarsscheeps stond, zoals bij andere schepen gebruikelijk, maar langsscheeps en dus bijna evenwijdig aan de lengte-as van het schip. Aan de masten trof men zeilen die de naam ‘emmerzeilen’ droegen. Het woorddeel ‘emmer’ is, naar men veronderstelt, afkomstig van de benaming emer die destijds toebehoorde aan een middeleeuws schip dat ook dergelijke zeilen voerde. De emmerzeilen waren trapeziumvormig. Bij mooi weer werden naast de standaardzeilen extra nog topzeilen bijgezet.

Het noemen van het emmerzeil leidt naar het ons bekende begrip ‘logger’. In de Engelse taal werden de eerder beschreven zeilen van een logger aangeduid als ‘lug-sails’. Schepen die een dergelijke tuigage voerden werden vervolgens op grond daarvan luggers genoemd. Onbekend blijft nu of het Franse woord lougre is afgeleid van de Engelse benaming lugger of, omgekeerd gedacht, dat de Engelsen leentjebuur hebben gespeeld bij de Fransen. Zeker is dat aan beide zijden van het Kanaal het scheepstype logger bekend was, niet alleen als vissersschip maar ook als koopvaarder, als kaper en als smokkelschip. Vooral in de laatste twee gevallen was zijn snelheid van groot belang. Het kaper- dan wel het smokkelschip kon, dankzij de specifieke tuigage en de slanke vorm, meestal zijn belagers, de opsporingsvaartuigen van landelijke overheden, ontlopen.

Niet geheel uniek
Drs. Frits R. Loomeijer – de voormalige directeur van het Vlaardings Visserijmuseum en thans verbonden aan het Maritiem Museum Rotterdam – ontdekte bij een bepaald onderzoek dat A.E. Maas niet de eerste was die de logger voor Scheveningen introduceerde. Zijn plaatsgenoot L. de Jager kocht in 1863 vanuit Frankrijk een logger tweedehands over; deze was vermoedelijk niet als vissersschip in gebruik geweest maar als koopvaarder. Maas zal deze logger destijds ongetwijfeld goed hebben bekeken. De nieuwe logger van Maas had een lengte van 17 meter, de grootste afmeting die de Franse werf indertijd kon leveren. Ter vergelijking: de doorsnee bomschuit was toentertijd omstreeks 14 meter lang. De logger kon aan 14, de vroegere bomschuit aan 9 bemanningsleden onderdak bieden. Zijn laadruimte was 14 last, overeenkomend met 238 aan boord gevulde tonnen haring.

Spillopers
De voorste twee masten waren neerlaatbaar, waardoor bij het vissen op haring het stilliggende vaartuig minder last zou hebben van windvang. Op het achterschip stond een ‘spil’, een werktuig waarmee de zware lijn (de reep) die aan de netten was bevestigd, moest worden binnengehaald. In het spil was een aantal gaten aangebracht. Daarin pasten zogenoemde spaken waarmee men, bij het binnenhalen van de vleet (de netten), het spil met mankracht ging ronddraaien. Door deze uitstekende, horizontaal geplaatste, spaken was voor een spil een werkzame doorsnee nodig van omstreeks 4 meter. Om voor de rondom gaande 'spillopers' de noodzakelijke ruimte te maken moest de kleine achtermast zo ver mogelijk naar achteren op het dek worden geplaatst. Men kende indertijd bij deze schepen voor hun besturing nog geen stuurwiel, maar een roer. Bij de plaatsing van de achtermast diende men dus ook nog rekening te houden met de horizontaal geplaatste helmstok die aan het roer was bevestigd. Om die reden stond het achtermastje tevens iets uit het midden aan stuurboordzij.

© Piet Spaans 2009
historisch publicist en auteur
Den Haag Holland
« Laatste verandering: 26-03-2009, 15:07:16 door Piet Es » Gelogd
leen/spaans/
Schipper
*****
Berichten: 183


Bekijk profiel
« Antwoord #2 Gepost op: 25-03-2009, 15:01:31 »

In het boek Geschiedenis van Scheveningen door J.C. Vermaas wordt de geschiedenis van de introductie van de stalen logger o.a. vanaf bladzijde 181 en verder  beschreven. Er staat een afbeelding van de stalen zeillogger SCH. 108 in en verdere bijzondere informatie over de uitrusting .
Allemaal erg interessant, trouwens het hele boek bevat veel informatie over Scheveningen.
groetjes, Leen Spaans. Knip oog
Gelogd
Piet Es
Gast
« Antwoord #3 Gepost op: 25-03-2009, 17:42:01 »

De Boulogne-logger van Maas: een succesformule (slot)

De naam van het oude dorp wordt de naam van de nieuwe logger



Het nieuwe schip liep in juni 1866 binnen in de haven van Vlaardingen, dit omdat Scheveningen in die jaren nog niet over een haven beschikte. De logger kreeg het registratienummer SN 1 mee en de naam ‘Scheveningen’ en hij bracht Maas succes. Dit was voor hem reden, nog in hetzelfde jaar twee nieuwe loggers te bestellen. Deze werden echter niet een opdracht voor een werf in Frankrijk, maar voor een scheepsbouwer in de haringstad bij uitstek Vlaardingen.
Twee werven aldaar bouwden elk een schip aangezien ze, in tegenstelling tot de Fransen, over de mogelijkheden beschikten om grotere loggers te bouwen. Het werden daarmee de eerste loggers van eigen bodem en hun lengte zou 21,44 m. worden. Zij kregen de registratienummers SN 2 – met de naam ‘Arnoldine Marie’ – en de  SN 3 – met de naam ‘Hollander’ – mee. De grotere lengte van de schepen had mogelijk te maken met een in die schepen ingebouwde bun, een extra voorziening waarin bij de eersteling van reder Maas, de SN 1, niet was voorzien.

Wanneer men, naast haring, in de winter met de beug (dus met gehaakte lijnen) op kabeljauw of schelvis wilde vissen, kon men de vangst in een dergelijke bun in leven houden. Zo’n bun valt het best te omschrijven als een soort voorraadkast die is opgebouwd op de bodem in het midden van een vissersschip. Hij is aan de bovenzijde waterdicht afgesloten maar via gaten in de scheepsbodem ter plaatse van de bun kan het zeewater vrij daarin instromen. Na enkele jaren werd echter het inbouwen van een bun in de nieuwe loggers voortaan achterwege gelaten. Men liet deze (winter)beugvisserij voortaan over aan de Vlaardingers met hun specifiek daarvoor gebouwde vissersschepen.

De loggerbom als verliezer
Weer had Maas het gelijk aan zijn kant gekregen. Zoals dit al eerder bij het katoenen haringnet het geval was geweest, volgden nu ook andere reders hem na bij de vernieuwing van hun vissersvloot. Het gebruik van loggers nam vervolgens snel toe; na tien jaar – rond het jaar 1875 – waren door de vaderlandse werven al zo’n 94 loggers nieuw in de markt gezet. Aan het begin van de 20ste eeuw telde ons land er al enkele honderden en Scheveningen bezat daarvan ruim een derde deel, namelijk 109 schepen. Daar stonden overigens nog 205 bomschuiten en één loggerbom tegenover.

Die loggerbom was een laatste poging van Scheveningse bommenbouwers geweest om het voor hen ongunstige tij te kunnen keren. Na de komst van de loggers was de bouw van bomschuiten namelijk sterk terug gaan lopen. Een Scheveningse werf bouwde daarom een schip dat qua vorm dichter bij de logger zou liggen. Het had een kiel, was aanzienlijk langer dan de oude bom en men achtte de zeilkwaliteiten gelijkwaardig aan die van een logger. Maar het hielp allemaal niet meer; weldra kende Scheveningen evenveel loggers als bomschuiten. En in 1920 waren zowel de bomschuit als de loggerbom bij de rederijen geheel uit de gratie.

Ra wordt gaffel, hout wordt ijzer, zeilen worden motoren
De vissers bleken uiteindelijk niet goed uit de voeten te kunnen met de ra-tuigage van zo’n logger. Het eerdere emmertuig maakte plaats voor een langsscheeps gevoerd gaffeltuig; dit sloot beter aan op de taak van de logger als haringvisser. Ook de drie masten bleken teveel van het goede; weldra ging men over op slechts twee masten. De laatste driemastlogger liep in 1869 af van de werf. Nog in de 19de eeuw verscheen ook de eerste ijzeren logger. Men bleef de houten loggers nog wel enkele jaren bouwen maar rond 1930 hadden ze de haringvisserij op de Noordzee volledig achter zich gelaten.

Het duurde nog enkele jaren voordat men begon met de toepassing van stoom voor de voortstuwing van de logger. Nadat men aan het eind van de jaren zeventig van de 19de eeuw – en dit als experiment van een Vlaardingse reder – elders twee ijzeren stoomloggers had laten bouwen ging in 1897 vanuit Vlaardingen de eerste echte stoomlogger de zee op. In 1914 telde ons land naast zo’n 600 zeilloggers al meer dan 40 stoomloggers. De ontwikkeling zette door; in 1901 had Vlaardingen als eerste haringstad de primeur van de eerste motorlogger, zij het met nog een gering aantal aan paardenkrachten. Maar toch, het was opnieuw een doorbraak en weer een stap vooruit. De ontwikkelingen werden even afgeremd door de komst van de Eerste Wereldoorlog. Toen deze echter voorbij was won de motorlogger zeer snel terrein. Na 1930 had de zeillogger voor de haringvisserij voorgoed afgedaan. Tot kort vóór 1970 deden de motorloggers, verlengd en met veel krachtiger motoren, voor de vangst van haring nog steeds dienst. Maar daarna voeren ook zij weg uit het beeld. Wat daarvan de oorzaken zijn geweest? Ja, dat is weer een heel ander verhaal!


Geraadpleegde bronnen

* Wat is Scheveningen en wat zou Scheveningen kunnen zijn? (1851), auteur onbekend
* De houten logger (Technisch vakblad voor den Noordelijken Scheepsbouw, artikelenreeks (1951/1952),  Donkersloot, C.H.
* De Grootvisscherij op de Noordzee (1895), Hoogendijk Jz. A.
* A. de Jong 1877-2002. De Geschiedenis van een bijzonder bedrijf (2002), Jong, A. de, e.a
* Vyftig afbeeldingen van Schepen en Vaartuigen (1831), Le Comte, P.
* A.E. Maas, een groot man in de visserij (1966), Ligthart, A.G. 
* Sloepen en loggers, nieuwe scheepstypen voor de aloude Noordzeevisserij (1990), Ploeg, J.
* Adrien Eugėne Maas (2001), Slechte, Henk
* Geschiedenis van Scheveningen, dln. I en II (1926), J.C. Vermaas




© Piet Spaans 2009
historisch publicist en auteur
Den Haag Holland
« Laatste verandering: 26-03-2009, 15:10:59 door Piet Es » Gelogd
Piet Es
Gast
« Antwoord #4 Gepost op: 26-03-2009, 14:02:06 »

Maar wie en wat was Maas nu eigenlijk? (suppletie)

De vooruitziende blik van een niet-Scheveninger


Iedereen die ook maar een beetje bekend is met Scheveningen zal ongetwijfeld ook bekend zijn met het bestaan van ‘Zeerust’, het monumentale gebouw dat staat op de hoek van de Kalhuisplaats en de Zeeruststraat. Niet iedereen zal echter weten dat A.E. Maas daarvan destijds de eigenaar was en dat het gebouw indertijd een hotel was én een badhuis.
Adrien Eugėne Maas werd op 6 januari 1816 te Rotterdam geboren. Hij was het derde kind uit het gezin van de voormalige marine-officier Adrianus Laurens Maas en Marie Dorothée Jacobine Grand, een dochter van een van oorsprong Franse koopman. Maas’ vader verliet al voor de geboorte van zijn zoon Adrien Eugėne de marine en koos voor het koopmanschap. In het jaar waarin de zoon Adrien Eugėne werd geboren, vertrok diens vader voor onbepaalde tijd naar Amerika. Hij keerde na drie jaar weliswaar terug maar is nooit in zijn eigen land aangekomen. Alhoewel er dus van een officieel bekend overlijden geen sprake was, ging Maas’ moeder voortaan door het leven als de weduwe Dorothée Maas-Grand.

Naar Scheveningen
In 1827 solliciteerde de weduwe van de vermoedelijk verdronken koopman Maas naar de functie van ‘kastelein’ bij een badhuis te Scheveningen. Dit badhuis zou de opvolger worden van dat van Jacob Pronk. De weduwe Maas-Grand kreeg de baan en werd in 1828 directrice van het Stedelijk Badhuis, de voorganger van het latere Kurhaus. Haar zoon Adrien Eugėne woonde met zijn moeder in dit Stedelijk Badhuis en hij assisteerde haar daarbij bovendien. Hij trouwde in 1840 met de dochter van een Scheveningse onderwijzer en zij zouden samen een groot gezin stichten. Maas leerde van en via zijn moeder het vak en kocht in 1844 het ‘Heerenlogement’ op de hoek van de Kerkwerf, dat in feite ook het begin vormde van de Keizerstraat.

Dit logement fungeerde reeds als badhuis en Maas kon dan ook zijn in het Stedelijk Badhuis opgedane kennis hier verder in praktijk brengen, maar dit dan wel als eigen baas. Het zojuist aangekochte badhuis kreeg de naam ‘Zeerust’ en het zou een ernstige concurrent worden van het andere badhuis waar zijn moeder een aantal jaren de leiding voerde. Het ligt voor de hand dat de badhuishouder Maas met zijn neus op de feiten werd gedrukt áls en wáár het ging om de visserij van Scheveningen. Zijn badhuis annex hotel grensde aan het Kalhuis dat óók zijn plekje had op de Kerkwerf. En, op die werf en op het strand ervóór klopte het hart van vissend en visverkopend Scheveningen. In 1854 volgde een nieuwe stap: Maas werd reder.

Perspectieven
Zijn eerste aankoop betrof twee bomschuiten; weldra volgden er nog twee. Het is niet toevallig dat Maas in het zicht van een nieuwe landelijke visserijwet – die van 1857 – tevens koos voor een belang in de haringvisserij. Hij had zijn ogen niet in zijn zak en hij moet perspectieven hebben zien verschijnen die nog geen enkele reder op dat moment voorzag. Al in 1855 begon Maas te zoeken naar een lichter materiaal voor de vervaardiging van haringnetten. Hij wees de van hennep vervaardigde netten af en introduceerde netten die waren gemaakt van katoen. Hij stak over naar Engeland en maakte kennis met daar machinaal gebreide netten van katoen. Vervolgens trok hij door naar Schotland waar hij uiteindelijk de netten vond die hij voor ogen had. Hij overwon de weerstand van de behoudende reders tegen de nieuw ingebrachte netten en hij kreeg op den duur het gelijk dik aan zijn kant.

Bomschuit exit
Zoals in een voorgaande tekst al is aangeven richtte Maas vervolgens zijn pijlen op de Scheveningse vissersvloot. Deze voldeed in zijn ogen niet meer aan de eisen van de tijd, met name waar het ging om de schuiten die optrokken ter haringvisserij met bij zich het staande want of de vleet. De bomschuiten waren te zwaar en te breed en dus te traag. Hij ging op pad en keek rond op plaatsen waar tentoonstellingen aan nieuwsgierige kopers nieuwe scheepstypen toonden. In 1866 was het zover: Maas introduceerde de logger en zou alom in den lande de redersstand niet alleen verbazen met deze gedurfde stap maar deze ook op achterstand zetten. Hij schaarde zich daarnaast ook enthousiast onder de voorstanders van een haven. De door zovelen als nieuwlichter beschouwde Maas werd uiteindelijk de vernieuwer en daarmee tevens de grote winnaar!

Meer weten...?
En wie meer over Maas wil weten: Henk Slechte schreef met als titel Adrien Eugėne Maas (1817 - 1886) De ziener van Scheveningen over deze ondernemer in hart en ziel een gedegen boek in het kader van de Historische Reeks (no. 9) van het toenmalige Museum Scheveningen.


© Piet Spaans 2009
historisch publicist en auteur
Den Haag Holland   


« Laatste verandering: 26-03-2009, 19:49:52 door Piet Es » Gelogd
roker
Schipper
*****
Berichten: 185


Bekijk profiel
« Antwoord #5 Gepost op: 26-03-2009, 18:44:30 »

Weer zo`n fijn stuk . Als je nog meer weet . Ik blijf hongerig .

Groetjes henk K.
Gelogd
Piet Es
Gast
« Antwoord #6 Gepost op: 26-03-2009, 19:51:30 »

Weer zo`n fijn stuk . Als je nog meer weet . Ik blijf hongerig .

Groetjes henk K.


Wait and see, Henk!

Dank voor je reactie en met vriendelijke groet,

Piet Spaans
« Laatste verandering: 26-03-2009, 20:01:48 door Piet Es » Gelogd
Piet Es
Gast
« Antwoord #7 Gepost op: 26-03-2009, 19:56:57 »

In het boek Geschiedenis van Scheveningen door J.C. Vermaas wordt de geschiedenis van de introductie van de stalen logger o.a. vanaf bladzijde 181 en verder  beschreven. Er staat een afbeelding van de stalen zeillogger SCH. 108 in en verdere bijzondere informatie over de uitrusting .
Allemaal erg interessant, trouwens het hele boek bevat veel informatie over Scheveningen.
groetjes, Leen Spaans. Knip oog

Leen, zo je ziet heb ik onder het laatste artikel (slot) over de Maaslogger verschillende bronnen vermeld, waaronder ook Vermaas. Maar daarnaast zijn er heel gespecialiseerde werkstukken bij zoals dat van Ploeg: bijna een levenswerk. Ik was een keer bij hem op bezoek en was onder de indruk van de gepassioneerdheid van de man. Zij leveren de bouwstenen voor onze geschiedschrijving! Dank ook voor je reactie,

Piet Spaans
« Laatste verandering: 26-03-2009, 20:01:58 door Piet Es » Gelogd
peter.rog
Gast
« Antwoord #8 Gepost op: 26-03-2009, 22:07:12 »


.... en ik mag die stukjes (pardon stukken) van je óók graag lezen,

als afwisseling op de kortere en lichtere stukjes van veel anderen!
Gelogd
Piet Es
Gast
« Antwoord #9 Gepost op: 26-03-2009, 23:38:15 »


.... en ik mag die stukjes (pardon stukken) van je óók graag lezen,

als afwisseling op de kortere en lichtere stukjes van veel anderen!

Hoi Piet, het leuke bij dít soort werk is dat hier de lezer - in tegenstelling tot bij een boek - eerder spontaan reageert, iets wat de auteur uiteraard altijd deugd doet en hem zo meteen prettig doet slapen. Want auteurs zijn soms net gewone mensen...!

Dank voor je positieve reactie en met vriendelijke groet,

naamgenoot Piet
« Laatste verandering: 26-03-2009, 23:41:49 door Piet Es » Gelogd
peter.rog
Gast
« Antwoord #10 Gepost op: 28-03-2009, 10:45:29 »

.... en ik mag die stukjes (pardon stukken) van je óók graag lezen,
als afwisseling op de kortere en lichtere stukjes van veel anderen!
Dank voor je positieve reactie en met vriendelijke groet,
naamgenoot Piet

't is nog erger, zeun!..................
van moederskant ben ik een Spaansje!
van "de Tul", naar het schijnt Shocked
Gelogd
Piet Es
Gast
« Antwoord #11 Gepost op: 28-03-2009, 12:42:34 »

.... en ik mag die stukjes (pardon stukken) van je óók graag lezen,
als afwisseling op de kortere en lichtere stukjes van veel anderen!
Dank voor je positieve reactie en met vriendelijke groet,
naamgenoot Piet

't is nog erger, zeun!..................
van moederskant ben ik een Spaansje!
van "de Tul", naar het schijnt Shocked

Niks erger Piet: je moet daar juist trots op zijn. Die naam Spaans moet je dragen als eretitel...!

naamgenoot Piet, van vaderszijde Spaans
« Laatste verandering: 28-03-2009, 13:42:31 door Piet Es » Gelogd
leen/spaans/
Schipper
*****
Berichten: 183


Bekijk profiel
« Antwoord #12 Gepost op: 31-03-2009, 00:18:00 »

Hallo Piet, als ik zo vrij mag zijn? Even een reactie op je antwoord over het artikel betreffende reder Maas en de komst vande logger in de Nederlandse visserij. Ik had wel een flauw vermoeden dat het boek Geschiedenis van Scheveningen van J.C. Maas één van je informatiebronnen zou zijn. Bedankt voor je vermelding van al deze bronnen  en voor al je boekwerkjes over ons dierbare Scheveningen. Aangezien ik aanneem dat al deze ontboezemingen op de site van Scheveningen Nu door vele bezielde scheveningers worden gelezen zou ik, als je het niet erg vindt, nog een aantal titels van interessante boeken willen vermelden. Bij deze: nr.1. Scheveningen rond Kerk en Kurhaus- uitgever Unieboek bv. Weesp,door drs. Michiel Nooren ea. ISBN 9022825507- oa. beschrijvingen en foto's visserij en schepen.
nr.2. Een Schip Vis- Engel Jan de Boer ea. over de grote en kleine zeevisserij- veel foto's ISBN 90228195774
nr.3. Een zee te hoog- H.A.H. Boelmans Kranenburg ea.- Scheepsrampen bij de Nederlandse visserij 1860-1976-. ISBN 9022813330.
nr.4. Het zilver van de zee- Arie van der Veer ea. - erg interessant over oa. reder Adriaan Eugene Maas- diverse foto's- ISBN 9010049310
nr.5. Vol en Zoet- M.P. Zuidgeest ea.- veel foto's van loggers- ISBN 9028852360/C.I.P.
nr.6. Vissers van de Noordzee- dr.J.P. van de Voort- Nederlandse visserijbedrijf in geschiedenis en volksleven- ISBN 9023929640.
nr.7. Halen en Brengen- Dick Schaap- visserij door de eeuwen heen- uitgeverij A.W. Sijthoff Alphen a/d Rijn- veel info en foto's- ISBN 9021824183.
nr.8. 75 jaar Havens, Den Haag- Scheveningen-uitgave van afd. Voorlichting Gemeente Den Haag, gemeentearchief Henk Slechte- druk Koninklijke Drukkerij De Swart Den Haag.
nr.9. Scheveningen in oude foto's, deel 2- Wim de Koning Gans- heel mooie uitgave van Scheveningen van 1860-1950- veel info door Piet Spaans- ISBN 90803208-3-8.
Ik zal het hierbij laten en hoop dat het voor sommigen inspiratie geeft om er naar te zoeken.
Ik ben overigens nog in het bezit van een boekwerkje genaamd: Handleiding bij het breien en boeten van trawlnetten, auteur Joh's Dekker- bootsman aan de visserijschool te Scheveningen- uitgave Scheveiningse Boekhandel CA. G.C. Eijkman, 1917. groetjes Leen Spaans. Knip oog
Gelogd
Piet Es
Gast
« Antwoord #13 Gepost op: 31-03-2009, 10:58:02 »

Hallo Leen, dank voor je reactie. Ik ken alle titels en heb ze ook alle in bezit, behalve dan de laatste over breien en boeten uit 1917 die je noemde. Ik heb voor de aardigheid even vlug mijn in bezit zijnde boeken over Scheveningen geteld en kom dan op een kleine honderd titels. Ze zijn niet alle in de officiele verkoop geweest; er zijn b.v. herdenkingsboeken van Scheveningse bedrijven bij die niet in de verkoop kwamen. Maar ze vertegenwoordigen wél een stukje geschiedenis. Voor mij zijn ze samen stukjes puzzle die, indien goed gelezen, steeds aan elkaar sluiten. Met vriendelijke groet,

Piet Spaans     
Gelogd
leen/spaans/
Schipper
*****
Berichten: 183


Bekijk profiel
« Antwoord #14 Gepost op: 31-03-2009, 20:02:29 »

Goede avond Piet, natuurlijk heb jij een flinke boekenkast vol staan met boeken over de Scheveningse historie. Vanuit je schrijverschap is dat ook nodig om beslagen ten ijs te komen als het over ons geboortedorp gaat. Zo erg is het met mij niet gesteld hoor, schrijven is niet mijn sterkste kant. Alhoewel ik niet meer op Scheveningen woon is mijn hart altijd schevenings gebleven. Als je geinteresseerd bent in het boekje van breien en boeten laat mij dat weten. 't Is 
langzaam een museumstuk geworden. Voor liefhebbers van streekromans heb ik nog een paar titels van boeken over Scheveningen te melden. Ze zijn leuk om te lezen, vooral omdat het veel schevenings dialect bevat en bekende plaatsen in het dorp beschrijft.
 Het gaat over de romans van oa. Cor van Harten getiteld "Wie de zee liefheeft" in 3 delen.
deel 1 :"De meeuwen schreeuwen: Geluk! Geluk! " deel 2: "Maalstroom" deel 3:"Opgaand getij ".  ISBN 9029706619 en dan nog "Zoutwaterliefde " ISBN 9061352177.
Verder het boek van Kathinka Lannoy, titel : "De bruid van Scheveningen " en om te besluiten het boek van Arend Tael getiteld "Martijntje "in 3 delen. Deel 1 : "Vol en zoet " , deel 2 : "Zout verzouten ", deel 3 : "Behouden teelt ". De laatste gebruikt veel Schevenings dialect en uitdrukkingen. Voor dat ik helemaal vervelend wordt ga ik je groeten, het allerbeste, Leen Spaans.
Gelogd
Pagina's: [1] 2 3 Omhoog Print 
« vorige volgende »
Ga naar:  


Login met gebruikersnaam, wachtwoord en sessielengte

Powered by MySQL Powered by PHP Powered by SMF 1.1.4 | SMF © 2006, Simple Machines LLC Valid XHTML 1.0! Valid CSS!