Welkom, Gast. Alsjeblieft inloggen of registreren.
10-11-2024, 20:21:37
Startpagina Help Zoek Inloggen Registreren
Nieuws: http://jolybit.nl De nieuwe trading hulp website is in de maak. U kunt hem wel al gebruiken.

+  Vraag en antwoord & Wie wat waar
|-+  Vraag en antwoord
| |-+  Vraag en antwoord
| | |-+  Herinneringën deel 1
« vorige volgende »
Pagina's: 1 ... 21 22 23 24 [25] 26 27 28 29 ... 72 Omlaag Print
Auteur Topic: Herinneringën deel 1  (gelezen 991009 keer)
Metser
Gast
« Antwoord #360 Gepost op: 19-10-2009, 00:03:44 »

Het monument op de Scheveningse weg met de vele namen van de vissers welke in de oorlog van 1914-1918 op zee zijn gebleven staan velen nog helder voor de geest.

Ik zie geen namen.


* geen_namen.jpg (92.05 KB, 450x600 - bekeken 1861 keer.)
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #361 Gepost op: 19-10-2009, 01:03:32 »

Ze zijn er toch echt wel !!!!!! Niet op het monument, maar op een bijbehorende plaquette.

Zie  http://www.scheveningen-nu.nl/yabbse/index.php?topic=1117.0

antwoord 1

K
 
« Laatste verandering: 19-10-2009, 01:12:22 door Jan Jansen » Gelogd
Metser
Gast
« Antwoord #362 Gepost op: 19-10-2009, 12:37:33 »

Ze zijn er toch echt wel !!!!!! Niet op het monument, maar op een bijbehorende plaquette.

Dank U.
Gelogd
vreemdeling
Schipper
*****
Berichten: 1860


Bekijk profiel
« Antwoord #363 Gepost op: 18-01-2010, 14:00:37 »


Sch.77.

Vele jaren geleden heb ik een bezoek gebracht aan  het Schevenings miseum.
In dit museum hing toen een schilderij met de Sch.77 op de voorgrond.
Wat mij toen op viel dat dit schip een zwarte romp had.
Aanwezige zaalwachters konden mij hierover ook geen uitsluitsel geven.

Vanaf mijn prille jeugd ( rond 1935 ) kende ik dit schip met een oranje/rood geverfde romp, aangezien mijn vader op dit schip motordrijver was.

Heeft de Sch. 77 in een zwarte romp uitvoering bestaan of heeft de schilder maar een logger geschilderd met een willekeurig visserij nummer.?

Het schilderij is dan ook geen juiste weergave van de werkelijkheid.


Vreemdeling
Gelogd
De spienet
Gast
« Antwoord #364 Gepost op: 18-01-2010, 15:58:38 »

vreemdeling naar mijn weten en ik weet het is de albatros altijd rood geweest ik heb er een paar teelten op gevaren en als je dan op het kantoor kwam dan hingen de eerste twee scheepjes n l 75 en 77 aan de want en die waren rood als een tomaat groet henk
Gelogd
aat taal
Schipper
*****
Berichten: 261


Bekijk profiel
« Antwoord #365 Gepost op: 18-01-2010, 16:37:30 »

In 1956 is de rederij (4, 75 en 77) verkocht aan Jac. den Dulk. Ze zijn toen zwart geschilderd. De 75 en 77 hebben toen in de zwarte kleur in de Laakhaven gelegen.
Of de 75 en 77 in de zwarte kleur gevist hebben kan ik mij niet herinneren.
aat taal
Gelogd
De spienet
Gast
« Antwoord #366 Gepost op: 18-01-2010, 17:00:13 »

aad ze z8ijn zolang ze van roelevelletjes waren rood geweest wat er daarna gebeurt is weet ik niet ik ben toen naar de koopvaardij gegaan
Gelogd
aat taal
Schipper
*****
Berichten: 261


Bekijk profiel
« Antwoord #367 Gepost op: 18-01-2010, 18:00:31 »

ja dat klopt kan ik me ook herinneren.
Ik kan me ook goed herinneren dat ze in de oude haven voor het kantoor van jacob den dulk zwart geverfd werden en ook de groen wit en blauwe bies op de verschansing werd geverfd

aat taal
Gelogd
vreemdeling
Schipper
*****
Berichten: 1860


Bekijk profiel
« Antwoord #368 Gepost op: 18-01-2010, 18:28:33 »

Dan moet het schilderij na de verkoop aan Jac. den Dulk zijn gemaakt.
Is dat na te gaan in het Schevenings museum ?

Vreemdeling
Gelogd
vreemdeling
Schipper
*****
Berichten: 1860


Bekijk profiel
« Antwoord #369 Gepost op: 30-03-2010, 19:21:36 »

Terugblik

Vaak heb ik mijzelf afgevraagd waarom ik na mijn jeugd naar zee ben gegaan en hiervan mijn beroep wilde maken.
Een punt zal hierin zeker een grote rol hebben gespeeld en dat is de woonplaats waar ik ben geboren en opgroeide.
En er zullen zeker nog heel wat andere oorzaken zijn aan te wijzen die deze beslissing  mede hebben bepaald op latere leeftijd.
Mijn woonplaats was Scheveningen waar ik in 1929 werd geboren als 2e zoon van een vissersgezin.
Scheveningen was in die tijd een belangrijke vissersplaats. Het merendeel van de bevolking was dan ook werkzaam op de vissersschepen en in de voor de visserij benodigde industrie en toeleveringsbedrijven of in de vis verwerkende industrie.
Industrie is een groot woord. Er was bijna geen spraken van machinale verwerking. Alles was handwerk. zwaar en arbeidsintensief. 
Zonder dat ik hiervan weet had, werd ik al op zeer jeugdige leeftijd, in de kinderwagen  meegesjouwd naar de haven als de logger, waar mijn vader op werkzaam was,  weer naar zee ging vertrekken of op het punt stond na een reis de haven binnen te lopen.
Maar in die kinderwagen zal ik weinig indrukken hebben opgedaan die mijn animo voor de zee zouden hebben kunnen aanwakkeren. De meeste tijd  daar aan de haven zal ik dan wel slapend hebben doorgebracht.
Op wat latere leeftijd, gezeten in het wandelwagentje zullen de indrukken wel iets meer en groter zijn geweest.
Toen kon ik ten minste de schepen in de havens zien liggen en ook de bedrijvigheid rond de beide havens waarnemen. Ongetwijfeld zal ik dan ook de diverse luchtjes hebben geroken die in die tijd rond de havens te ruiken waren.
Teer en verflucht van de diverse schepen in de haven, rooklucht van de diverse bokkingrokerijen, haring en pekelgeur van de op de kaden opgeslagen tonnen met haring en vanuit de pakhuizen langs de haven, waar de haring werd verwerkt.
En dezelfde geuren waren thuis ook te ruiken als mijn vader van een reis thuis kwam en zijn vuile goed vanuit zijn "zwarte zak "op de binnenplaats deponeerde om te worden gewassen voor een volgende reis.
De geuren van 4 of 5 weken en soms nog wat langer aan boord van een vissersschip in die tijd, zonder de moderne voorzieningen van heden, waren ongemerkt met de thuiskomende persoon mee gekomen.
Zelfs in de winter periode, als de schepen niet uitvoeren voor de haringvisserij en mijn vader voor langere tijd thuis was, was de lucht van een vissersschip nog merkbaar.
Dat kwam niet omdat mijn moeder mijn vaders vuile zeegoed niet goed waste, maar veel kleding, specifiek voor de visserij, zoals oliegoed, zuidwester, lieslaarzen, zeemanskist en zee dekens( na te zijn gewassen ) , werden op de zolder opgeslagen tot ze in het voorjaar weer benodigd waren.
En als mijn vader zo gelukkig was, dat hij ’s winters bij de reder op het erf mocht werken, dan bracht hij deze luchtjes van verf, teer, touw en getaande netten eveneens mee naar huis.

Van jongs af aan was ik veelvuldig aan de haven te vinden,  alleen of met schoolkameraden.
Menig standje heb ik van mijn moeder gekregen als ik na zo’n bezoek aan de haven weer thuis kwam.
Vuile handen en gezicht, vaak nog vuile en smerige kleding en vaak nog te laat voor etenstijd.
Als wij aan de haven speelden en ravotten, vergaten wij compleet de tijd en wij hadden niet, zoals  de jeugd van tegenwoordig,  de beschikking over een horloge.
Wij vermaakten ons met het vangen van krabben, het klimmen op stapels tonnen met haring, opgeslagen aan de havens tot het moment van verzending of verwerking.
En hier en daar wat hand en span diensten te verrichten bij het lossen of laden van de haring loggers.
En op weg naar huis vanaf de haven probeerden wij mee te rijden op de door paard getrokken karren met netten , die voor reparatie naar de duinen, in de buurt van de watertoren, werden gebracht
En niet alleen aan de haven werden wij geconfronteerd met het visserij gebeuren, maar ook in de buurt waar wij woonden.

wordt vervolgd.
Gelogd
Metser
Gast
« Antwoord #370 Gepost op: 30-03-2010, 23:44:23 »

Wellekom weer Vreemdeling.
Ik geniet van uw verhalen.
Gelogd
B@rtW.
Schipper
*****
Berichten: 771


SUPERIOR-TRADER


Bekijk profiel
« Antwoord #371 Gepost op: 31-03-2010, 01:51:55 »

Ik ook, dus ga er vooral wel mee door!
B@rtW.
« Laatste verandering: 31-03-2010, 12:22:34 door B@rtW. » Gelogd

Zoekt en gij zult vinden!
vreemdeling
Schipper
*****
Berichten: 1860


Bekijk profiel
« Antwoord #372 Gepost op: 31-03-2010, 11:09:51 »

 Terugblik 2

Ik ben geboren in de d’Aumeriestraat. Een zijstraat van de Stevinstraat.
Het was een gewone volksbuurt waar visserlui en walpersoneel van de diverse rederijen woonden.
Kleine huisjes zonder veel comfort.
Toiletten meestal buitenshuis en vaak waren deze huizen nog zonder gasaansluiting voor het koken van de maaltijden.
De “peterolie boer” was  nog een zeer bekend figuur in het straatbeeld van toen, duwend achter zijn handkar met daarop een groot vat petroleum en diverse maatbekers om de gewenste hoeveelheid olie in af te meten.
Benodigd voor de huisvrouwen om op diverse petroleum stellen in het huisje, het eten te koken of water te verhitten voor de afwas of voor koffie en thee te zetten.
Diverse “peterolie” stellen werden in het huishouden gebruikt, een 1 of 2 pits toestel was er om de thee of koffie warm te houden of een etensrestje warm te houden als een van de kinderen bij het spelen de tijd was vergeten.
De 3 of 4 pits toestellen waren in gebruik voor koken,bakken en braden, maar je moest er wel je geduld bij hebben en niet  vergeten om op de hoogte van de pitten te letten, want hoog opgedraaide pitten waren erg gevoelig om te gaan walmen en daar waren de huisvrouwen echt niet gelukkig mee.
Want de pannen waren dan pikzwart van het roet en vaak was de roet afzetting ook nog merkbaar in het keukentje of kookplaats wat als keukentje moest doorgaan.
En moest er na de maaltijd erg veel zorg worden besteed aan het schoonmaken van de pannen en de omgeving van het kookgedeelte.
En niet te vergeten de petroleum die nodig was voor het petroleum kacheltje, waarmee de kilte uit huis werd geweerd op kille dagen en op de zaterdag als we onze wekelijkse wasbeurt kregen in de wasteil in de huiskamer.
Een andere plaats om deze wasbeurt uit te voeren was er niet, omdat wij niet beschikten over een badkamer of keuken, De huiskamer was de enig mogelijke plaats. Keuken hadden we ook niet. Koken werd gedaan op het buitenplaatsje onder een afdakje.
En op dit buitenplaatsje was ook het toilet gevestigd .
In de winter geen aangename plaats om je behoeften te doen.
Gelukkig was het al een toilet met aansluiting op de riolering, want in nog veel oude wijken moest de zgn. "kakton " nog periodiek door de Gemeente reinigings dienst worden geledigd.

En zo liepen er verscheidene van deze "olie boeren" rond  in het dorp.
Sommigen in loondienst bij een petroleum maatschappij en anderen als zelfstandige ondernemer.
Zij waren niet de enigen die met hun handel langs de deuren liepen, zo had je ook nog de diverse bakkers - en melkwagens.
Ook hier had je ook het onderscheid tussen zelfstandige ondernemers en zij die in loon dienst waren bij de grote bakkerijen ( Hus, Lensveld-Nicolaas, SBF, Arnoud v.d.Ree enz ) en de melkfabrieken ( Ermi, Sierkan ).
Stuk voor stuk harde zwoegers die voor een klein loontje zwaar werk moesten verrichten.
Ik geef je het te doen om met zo’ n zware handkar met ijzer beslagen wielen de deuren langs te gaan .
En zeker op de zaterdag als je voor twee dagen handel moest meenemen of voor een tweede keer naar het filiaal te gaan om meer brood of melk te moeten bij halen.
Een ding hadden deze mensen voor op de visserlui.
Ze moesten ook hard werken maar iedere avond waren zij thuis en hadden in tegenstelling tot de visserman een normale nachtrust en een vast loon.
En niet te vergeten dat zij altijd de weekenden en feestdagen thuis waren en moeder de vrouw er niet alleen voor stond bij de opvoeding van de kinderen, het verhelpen van ongemakken in huis en assisteren bij zware werkzaamheden in het huishouden.
En de vrouw des huizes had aanspraak en behoefde niet alleen beslissingen te nemen zoals de zeemansvrouwen dit moesten doen.

wordt vervolgd

Gelogd
vreemdeling
Schipper
*****
Berichten: 1860


Bekijk profiel
« Antwoord #373 Gepost op: 01-04-2010, 18:23:44 »

TERUGBLIK  3

Ons huisje was een hoekhuis. Hoek d’Áumeriestraat en Seinpoststraat. Klein, met één huiskamer en 2 kleine slaapkamers en deze bevonden zich op het zoldertje onder de dakpannen.
Mijn vader en moeder sliepen in de bedstede in de huiskamer en wij als kinderen ( vier in getal na verloop van enige
tijd )), sliepen op zolder.
's- Winters koud en ’s-zomers bloedheet.
Het is zelfs voorgekomen dat wij ( dus de 4 kinderen ) tegelijk ziek waren door de mazelen en in deze benauwde ruimte werden verpleegd.
In die tijd was er ook woningnood en men was blij met een huis.
Voorafgaande aan dit huis hadden mijn ouders bij een tante, in een slop in de Messstraat, ingewoond en hadden daar maar één kamer tot hun beschikking.
En bij de geboorte van het eerste kind moest er nodig andere woonruimte komen.
In deze periode werd dan ook sociale woningbouw gepleegd in Duindorp en de wijken rond de havens.

De ingang van ons huis was  in de d’Áumeriestraat via het kleine "plaatsje ".
Maar wij hadden vanuit de huiskamer een vrij uitzicht over de brede kade van het gedeelte van de  Seinpoststraat gelegen langs het kanaal en de hier de afgemeerd liggende binnenvaart- en beurtschepen.
Dit kanaal is sedert lange tijd gedempt.
Wij hadden dus voor het huis een ruim uitzicht en zo konden wij in 1936 ook het luchtschip "Hindenburg "over Scheveningen zien vliegen.
En 2 jaar hiervoor, al waren wij nog klein. hadden wij , mijn oudere broer en ik,   intens meegeleefd en geluisterd op de distributie radio naar de Melbourne race met het KLM vliegtuig de "Uiver"

Aan de straat zijde tegenover ons huis was een groot rederij kantoor van de firma van der Toorn gevestigden.
Een paar huizen verder aan de andere zijde van ons huis in de  Seinpoststraat was de rederij Roeleveld gevestigd, maar deze rederij was beduidend kleiner ( 4 loggers ), als het bedrijf van de firma v.d. Toorn.
Aan het kleine rederij kantoor van de firma Roeleveld, heb ik nog goede herinneringen.
Niet alleen dat mijn vader als monteur op de Sch. 77 werkzaam was, maar ook als dit schip naar zee vertrok, werd zij meestal door een der directie leden uitgezwaaid, bij de semaphore, zoals de gezinsleden van de bemanning ook deden, na te zijn "omgelopen ".
Dit directielid was per auto aanwezig en bracht ons dan na afloop meestal naar huis, omdat het huis naast het rederij kantoor was gelegen..
Voor ons als kind een grote "happening ", want wie reed er toen al in een auto.
Ook was deze reder sociaal voelend. Mijn vader maakte eens een erg lange reis. Vijf a zes weken.
Voor vertrek werd meestal een voorschot verstrekt op het loon van de bemanning en er werd dan uitgegaan van een normale reisduur. Nu was deze normale reisduur al lang verstreken,
Reder heeft toen aan mijn moeder gevraagd of zij geld nodig had. Gelukkig was dat nog niet nodig.

Waarschijnlijk was er toen nog geen afspitsing in de rederijen "AT en J.J.v.d. T. ( was dat in 1938 ? )
In dit grote complex waren wel al de onderdelen van een haringvisserij rederij gehuisvest en menig uur hebben wij daar doorgebracht met het kijken naar de diverse bezigheden.
Je had er een kuiperij waar nieuwe haringvaten werden gemaakt of kapotte vaten werden gerepareerd. Het was puur handwerk. Alleen de duigen waren vóór gefabriceerd, de rest moest ter plaatse geschieden.
Een vuur was hierbij noodzakelijk en de opbouw van de harington werd rondom dat vuur gemaakt en deze vorm werd verkregen met behulp van ijzeren ringen en banden die van wilgen tenen werden gesneden en gevlochten.
Het was een indrukwekkend gezicht deze kuipers bezig te zien rond hun vuurtjes. En het geklop van de dissels waarmee de banden en ringen rond de vaten werden geslagen was van ’s-morgens tot ’s-avonds in de hele buurt te horen.
Rond 1935 liep deze bedrijvigheid op z’ n einde, want toen werd de fabrikage van haringtonnen fabriekswerk.
De kuiperij fungeerde toen alleen nog voor de reparatie van gebruikte vaten en waren de kuipers meer bezig met het dichtslaan van haring vaten bestemd voor export of binnenlands gebruik.
De vaten met haring die aan boord van de loggers waren volgepakt, werden aan de wal in de haring pakkerijen op nieuw vol gepakt.
Omdat de haring die aan boord van de schepen was gezouten, door deze handeling waren geslonken en de vaten na verloop van tijd dus niet geheel meer vol waren .
En deze vaten werden dan meteen onderhanden genomen en gecontroleerd op lekkage en dergelijke.
Niet deuglijke vaten werden uit de roulatie genomen om in de kuiperijen hersteld te worden voor hergebruik.

Bij zo’ n rederijkantoor waren heel wat mensen werkzaam op de diverse afdelingen t.b.v. de vissersvloot.
Zeilmakerij, kuiperij, haring pakkerij en de netten zolders. En dan ook nog de boet afdeling, waar de boetsters werkzaam waren.
Voor een vissersvaartuig kon gaan vissen moet er heel wat gebeuren.
Het schip moet zeewaardig gemaakt worden. Alle schepen maakten toen nog gebruik van de zeilen ofschoon  vrijwel alle schepen uitgerust waren met een kleine motor voor de voortstuwing.
Dus je had zeilenmakers nodig. Bovendien hielden deze werklui zich ook bezig met het knopen en splitsen van het touwwerk om de zeilen te kunnen hijsen.
In begin van het haringseizoen kwamen deze spullen aan boord en aan het einde van het seizoen werd dit weer van boord gehaald om op de grote zolders te worden gedroogd en te worden nagezien en zo nodig gerepareerd voor het volgende seizoen.
Ieder schip had minimaal 3 zeilen, t.w. fok, grootzeil en gatzeil, sommige schepen zelfs 2 fokken. Daarbij nog  de benodigde blokken, gaffels en lopend tuig. Zo is het dan mogelijk zo'n beetje uit te rekenen, ...als een rederij 15 of meer schepen had,... welk een oppervlak hiervoor nodig was voor opslag.
De oppervlakte die een rederij in beslag nam werd een “erf” genoemd, en deze benaming werd dan ook gebruikt voor andere productie terreinen, zoals haringpakkerijen, bokking rokerijen, zeilmakerijen, machine reparatie bedrijven enz. Misschien had het ook te maken met het  ingeburgerde woord in het toen gangbare dialect.
De oppervlakte van dit geheel was het vierkant begrensd door aan oostzijde de Seinpoststraat, aan de zuidzijde 3/4 van de dÁumeriestraat richting Haringstraat en aan de noordzijde 3/4 van de Messstraat richting Haringstraat.
De hoofdingang was aan de d'Aumeriestraat en hier was ook de kuiperij gevestigd
Aan de Seinpoststraat en Messstraat werden meestal de haring netten vanaf de boerennettenwagens naar de netten zolders binnengebracht. Alle werkzaamheden geschiedde met handkracht.
Op de uitgestrekte zolders van het erf waren ook de opslagplaatsen van de haring netten . Voor deze grote rederij was dan ook een enorme ruimte benodigd voor de opslag van deze netten.
Voor ieder schip moest toch zeker 2 verschillende vleten ( drijfvleet en zinkvleet ) van elk zo'n honderd netten, beschikbaar zijn. En natuurlijk ook voldoende ruimte voor de repen.
De indrukwekkende afmetingen van de taanketel boezemde ons altijd schrik in. Waarschijnlijk zal dat ook zijn oorzaak hebben dat moeder ( en soms ook vader )  ons waarschuwden voor de gevaren van deze ketels. Meerdere ongelukken zijn hiermee gebeurd. Dat het tanen van de netten veel indruk op mij hebben gemaakt, blijkt wel uit het fijt - volgens verhalen van mijn moeder - dat ik met een oud stuk "drit " en een emmer water, als peuter netten aan het tanen was.

wordt vervolgd
Gelogd
vreemdeling
Schipper
*****
Berichten: 1860


Bekijk profiel
« Antwoord #374 Gepost op: 02-04-2010, 16:24:37 »

Terugblik  4

In 1933 werd ons bij ons thuis het 4e kind geboren.  Ik was toen 4 jaar en mijn oudere broer 6 jaar.
Mijn moeder had haar handen vol met haar 4 spruiten en was blij dat zij 2 van haar kinderen tijdelijk ergens anders kon onderbrengen.
Mijn oudere broer ging naar de 1e klas van de christelijke Koningin Emmaschool op de hoek van d 'Aumeriestraat en Stevinstraat. Ik werd geplaatst op de openbare kleuterschool bij juffrouw van Wijk in de Rotterdamsestraat.
Dat het een openbare kleuterschool was, zal wel te maken hebben gehad dat de Chr. Kleuterschool geld kostte en dat hadden wij nu juist niet.
Van deze openbare kleuterschool zijn mij goede herinneringen bij gebleven.
Op 6 jarige leeftijd werd ik ook op de Kon.Emmaschool geplaatst. Juffrouw Geel werd mijn eerste onderwijzeres.
Later zou deze onderwijzeres met een onderwijzer van dezelfde school, luisterend naar de naam Pronk, trouwen.
Dit echtpaar zou de ouders worden van de latere minister van ontwikkelings hulp, Jan Pronk.
De ouders van onderwijzer Pronk woonde in de Katwijkstraat en de vader van hem was eigenaar van een trawllogger.
Ook van de lagere school heb ik goede herinneringen. Na de oorlog ben ik nog eenmaal terug geweest op deze school en was juffrouw Geel er nog steeds onderwijzeres en wist zich mij nog te herinneren als een jongen die altijd loggertjes tekende.
Uiteindelijk hebben al mijn broer op deze school gezeten en in een bepaald jaar zaten wij met ons vieren op school.
Hoofd van deze school was dhr Deys. Verdere onderwijzers waren dhr. van Leeuwen en dhr. Bosch.
Enkele namen van medeleerlingen kan ik mij nog herinneren.  Arie den Heyer, Kees Jongejan, ( Noordwijkstraat )Arie de Jager ( later koetsier bij het vervoersbedrijf Tyssen) , Joop Net ( Bosschestraat ) en Chris Meijer ( Wasserij Gevers Deijnootstraat)
Van de meisjes Rietje Taal, ( Katwijkstraat, vader bekende vishandelaar ) Sarie v.d. Zwan, (  Maaswijkstraat, vader huisschilder) Anneke Tiebout, ( Stevinstraat vader poulier )  Gieltje  Rog, ( Katwijkstraat vader melkhandelaar. )
Er zijn er meer geweest want wij hadden en klas van ongeveer 30 leerlingen.

Het was een gemengd gezelschap , meer kinderen van ouders die een walbaan hadden, dan kinderen van zeelui.
Leerlingen kwamen allen uit de wijk benoorden de Badhuiskade,
Ofschoon wij als gezin rond 1937 verhuisden naar de Marcelisstraat , zijn wij toch leerlingen gebleven van deze school.

In 1941 heb ik deze school verlaten en werd ik leerling op de Chr. Mulo school van dhr. Tichelaar ( Hoek Doornstraat -
hoek Helmstraat
Ik herinner me nog het versje wat wij hadden ingestudeerd bij het afscheid van de lagere school.

Nu wij van school gaan scheiden
          Nieuw leven lacht.
Ons hart o zo blijde
         de nieuwe toekomst wacht.
Nu voelt toch ons harte,
        Het oude keert niet weer.

Deze eerste fase van ons leven was afgesloten.
Of het leven ons zo zou toelachen was nog maar de vraag.
Nederland was bezet door de Duitsers.
Grote werkloosheid op Scheveningen daar de haringvloot niet uit mocht varen.
In verband met deze werkloosheid waren veel ex. visserlui te werkgesteld in de D.U.W. ( Dienst Uitvoerende Werken ). Ontginnings werkzaamheden voor de Heidemaatschappy in de Achterhoek en Twente en in het najaar aardappelen rooien in NO Groningen.
Veelal 2 weken van huis. Maandagmorgen vroeg vertrekken en 13 dagen later op zaterdagmiddag terug.

De laatste woorden van het gezongen versje bij het afscheid van het L.O. was... Het oude keert niet weer.
Dat was al vrij vlug merkbaar op deze Mulo. Ik heb er altijd het gevoel gehad dat kinderen van een visserman niet zo erg welkom waren op deze school. Hatelijke opmerkingen van leraars enz.
Veel kinderen van visserlui zaten er toen nog niet op deze school. Van twee leerlingen van Scheveningse ouders weet ik nog de naam.  De Bruin en de Niet. Beide meisjes. Een de dochter van de kosteres van de Oude Kerk en de andere de dochter van aannemer de Niet.
Zo ver ik weet heeft niemand van mijn vorige schoolklas hier  bij mij in de klas gezeten.
Tot het najaar 1942 heb ik op deze school de lessen gevolgd. Hierna zijn wij op een zondag geevacueerd naar Doetinchem. Wij waren een der eerste evacuees in Doetinchem. Later zouden nog meerdere Scheveningers volgen.
Ze waren dan ook 's-zondags in de kerk direct herkenbaar door hun witte mutsen.
De evacuatie bleef niet beperkt tot de visserlui, maar na verloop van tijd was er zelfs een Scheveningse dominee hier in de buurt geevacueerd. Het was ds. Offringa, de voorganger van de Badkapel.  Hij heeft verschillende keren voorgegaan in de Ned. Hervormde kerk en in de kerk van de ds.van Dijk stichting in Doetinchem.

Van 1942 tot 1946 in Doetinchem gewoond.  Hier de mulo afgelopen met een jaar vertraging door oorlogshandelingen.
School verwoest door een bombardement, ook een groot gedeelte van de stad.
De bezochte school was aangenamer en voor uitstrevender als op Scheveningen. Hadden in die periode , 's-zomers in het openlucht zwembad "Groenendaal ", zelfs al school zwemmen.
Op deze school mochten we zelfs op onze klompen op school komen. Schoenen waren schaars en gedistribueerd en in onze omgeving waren veel klompen fabrieken. Op de school van dhr. Tichelaar op Scheveningen zou dit zeker niet hebben gemoogd.
Op deze school hebben we leren zingen. Zeker iedere morgen werd de les geopend met gebed en zang.
Hier leerde ik voor het eerst... "Voorwaarts christen strijders " en meer van deze mooie gezangen zingen. 
Op school was toen al een psalm - en gezangenboek in gebruik met ruim 300 gezangen.
Deze bundel was ook in gebruik in beide Hervormde kerken. In de Scheveningse Hervormde kerken waren toen de bundel met ongeveer 100 gezangen nog in gebruik.
 
In eind Augustus 1944 is mijn oudere broer naar de machinisten school in Nijmegen gegaan.
In 1939 was hij  als "prenter "een reisje mee geweest met de Sch.169 met schipper M.Taal en sinds dien wilde hij naar zee. Waarom hij niet bij mijn vader aan boord een reisje meemaakte, zal de oorzaak hebben gehad dat de school vacanties in die tijd niet zo extreem lang waren als tegenwoordig. De logger van mijn vader zal ongetwijfeld aan het begin van de vacantie niet "binnen "zijn geweest en de Sch. 169 wel. M.Taal was geen vreemde voo ons, hij was n.l. onze oom, mijn moeders broer, en woonde een paar huizen van ons vandaan op de hoek Seinpoststraat- Soetenstraat.

In Nijmegen heeft hij de lessen niet kunnen volgen i.v.m. de oorlogshandelingen rond Nijmegen en de daaropvolgende "slag om Arnhem ".
Vooraf gaande aan deze oorlogshandelingen is hij begin september op advies op het nippertje naar huis terug gekeerd en op 7 september 1944 is hij in het ziekenhuis van Doetinchem overleden aan een hersenvlies ontsteking.

Sedert dit ogenblik heeft mijn moeder, tot aan haar dood, de gekleurde dracht verwisseld voor zwart.

Najaar 1944 tot aan de bevrijding heeft in het teken gestaan van de versterking van de IJssel linie. Jongens van 15 jaar en ouder werden te werk gesteld in plaatsen rond Doetinchem voor het graven van schuuersputten, loopgraven en versterkingen. Werden wel hieraan voorafgaande gekeurd. Ik zelf had het geluk te worden afgekeurd omdat ik te klein was, maar de meeste van mijn schoolkameraden hebben deze werkzaamheden verricht. Onder deze jonge arbeidskrachten zijn ook nog slachtoffers gevallen door beschietingen vanuit jachtvliegtuigen.

Op 1 April 1945 werd Doetinchem bevrijd na lichte schermutselingen. In mei de rest van Nederland.
In het late najaar van 1945 werden we nog even aan Scheveningen herinnerd. Via de distributie werd verse haring beschikbaar gesteld. De meeste plaatsgenoten wisten hier mee geen raad. Wij des te beter. Deze haring was vanuit Breskens voor distributie beschikbaar gesteld.
De vraag na de bevrijding was ... gaan we terug naar Scheveningen of blijven wij in Doetinchem.
Weer gaan varen was voor mijn vader geen optie, ofschoon er een aanbod was om schipper te worden op de Sch. 77.
Ofschoon er ook een prachtig aanbod van werk in Doetinchem was, t.b.v mijn vader, werd deze illusie de grond ingeboord door de ambtenaren van de plaatselijke burgelijke gemeente.
Ons zou geen vestigings vergunning worden verleend. Wij waren nu eenmaal evacuees en moesten daarom terug naar Scheveningen en zo zijn wij in het najaar van 1946 weer teruggekeerd naar Scheveningen.
Deze beslissing was te begrijpen omdat Doetinchem zwaar was gebombardeerd en er gebrek aan huisvesting was.

Ik persoonlijk ben enkele maanden eerder naar Scheveningen verhuisd.
Ik wilde ook naar zee. Van mijn ouders had ik hiervoor toestemming, onder de voorwaarde dat ik voor stuurman zou gaan studeren aan de zeevaartschool . En een zeevaartschool was er op Scheveningen.
Mijn vader had schijnbaar genoeg armoede meegemaakt op de vooroorlogse visserij en zo ben ik in september 1946 aan deze 2 jarige studie begonnen.

wordt vervolgd
Gelogd
Pagina's: 1 ... 21 22 23 24 [25] 26 27 28 29 ... 72 Omhoog Print 
« vorige volgende »
Ga naar:  


Login met gebruikersnaam, wachtwoord en sessielengte

Powered by MySQL Powered by PHP Powered by SMF 1.1.4 | SMF © 2006, Simple Machines LLC Valid XHTML 1.0! Valid CSS!