Welkom, Gast. Alsjeblieft inloggen of registreren.
10-11-2024, 20:20:53
Startpagina Help Zoek Inloggen Registreren
Nieuws: Nieuwe leden moeten helaas wachten tot dat de webmaster ze accepteert. Er is veel kaf onder het koren. Het beste kunt u na registratie ons nog even een e-mail sturen jolydesign@ziggo.nl.

+  Vraag en antwoord & Wie wat waar
|-+  Vraag en antwoord
| |-+  Vraag en antwoord
| | |-+  Zuilvisserij
« vorige volgende »
Pagina's: [1] 2 3 Omlaag Print
Auteur Topic: Zuilvisserij  (gelezen 46215 keer)
Piet Es
Gast
« Gepost op: 13-03-2009, 17:27:12 »

Een 'oude' visserij (1)

De Keur van 1775

Bij het doorlezen van teksten uit de plaatselijke wetgeving van de 17de, 18de en 19de eeuw belandde ik op op een zeker moment op een onverwacht zijpad. Ik las een Haagse Keur – een regelgeving – uit het jaar 1775 en trof daarin onder meer het woordje Zuylder.
Voor een juist begrip van die regelgeving vooraf het volgende. Scheveningen heeft in de voorbije zeven- tot achthonderd jaar geen zelfstandigheid gekend. Het dorp heeft vanaf het tijdperk van de Graven van Holland en Zeeland gelegen onder het bestuur van Den Haag en van diens wetgeving. Wanneer in dit artikel dan ook sprake is van een plaatselijke of stedelijke wet dan gaat het om een Haagse wet die was opgemaakt ten behoeve van de Scheveningse gemeenschap. Een deel van de tekst van die keur kreeg mijn bijzondere aandacht.

Hoekers en Zuylders
De naam ervan was voluit Renovatie van de nadere Keuren en Ordonnantien voor de Visschers en Vischkoopers te Scheveninge en ze telde 25 artikelen. Deze omvatten de wenselijke toekomstige handel en wandel van zowel de vissers als de viskopers van Scheveningen. Een van de artikelen uit de keur luidde als volgt:
 
Zo het gebeurde dat de Visschers des morgens of des avonds na de bovengestelde uuren aan land kwaamen, zo zullen dezelve gehouden zijn, indien het een Hoeker is, alle zyn gevangen Visch op het Land te brengen, zo ras zy zullen laaten uitroepen, en zelfs eer zy hun Wandt op brengen, maar zo zy haar Wandt konden opbrengen, eer den Afslag voor haar Schuit komt, zal dat haar vrystaan, en zo het een Zuylder is, zal die moeten maaken dat zyn gevangen Visch ten eersten op het Strand leid, op dat den Afslag daar niet na wagte, op een boete van drie Guldens.

Vreemd woord
Het was heel specifiek het woordje zuylder dat mij boeide in die tekst. Het ging blijkbaar om een in die tijd algemeen gangbaar begrip; het werd met regelmaat gebruikt binnen het vroegere wereldje van de zeevisserij en het had kennelijk voor de 18de eeuwse lezer geen verdere toelichting nodig. Voor mij dus wel want ik had niet het gevoel dat ik het woord eerder ergens had gelezen. Ik kon er mij – het woord lezend – weinig bij voorstellen. Uit de tekst kon ik alleen opmaken dat een zuylder in een zekere relatie stond tot een hoeker en tot een stukje wetgeving voor die beide. De hoeker is een voor ingewijden bekend vaartuig. Het was een in de 17de, 18de en 19de eeuw kenmerkend scheepstype dat in gebruik was bij díe zeevissers, die de beug of het hoekwant als visgerei hanteerden. Hierbij moet in de eerste plaats worden gedacht aan de schepen, afkomstig van - aan de vroegere Maas gelegen - steden als Vlaardingen, Maassluis en Zwartewaal.

Vissen met hoeken
Deze specifieke, gekielde, schepen waren voor hun bezigheden uitgerust met lijnen waaraan haken, ook hoeken genaamd, waren bevestigd met stukken aas als lever, haring of prikken. Met hun vistuig werd hoofdzakelijk kabeljauw en schelvis gevangen. Maar de tekst van die keur van 1775 had duidelijk geen betrekking op hoekerschepen van de Maassteden; ze was duidelijk bedoeld voor Scheveningen en voor diens viskopers, vissers, stuurlui, reders en voor hun vissersvloot. Het betrof hier dan ook geen gekielde schepen maar platboomde vaartuigen. Ze werden strand- of visserspinken genoemd en ze waren algemeen in gebruik bij vissers van Hollandse Noordzeedorpen. Wanneer de tijd aanbrak voer een deel van de schepen af ter beug- of hoekwantvisserij. Zij bleven voor die visserij dichter bij huis dan de schepen van de Maassteden en troffen hun arbeidsterrein rond de Doggersbank. Om nu deze schepen binnen de keur te onderscheiden van de pinken die op een andere wijze visten, hadden de regelgevers, zoals uit de tekst blijkt, de eerstgenoemden de naam hoeker gegeven. De in de keur gehanteerde benaming had dus betrekking op het soort visserij dat zo’n schip uitoefende en ze had niets te maken met de vorm of de bouw van zo’n schip. Samengevat kenden de vissers van Scheveningen – die vooral kant- of Zijdevissers werden genoemd – naast de beug- of hoekwantvisserij ook een andere vorm van visvangst.  Deze vorm van visserij, het zogenaamde zuilen. suylen of zuylen, werd toegepast door een zogenoemde zuylder.

© Piet Spaans 2009
Historisch publicist en auteur
Den Haag Holland


« Laatste verandering: 14-03-2009, 18:43:09 door Piet Es » Gelogd
Piet Es
Gast
« Antwoord #1 Gepost op: 13-03-2009, 22:42:04 »

Een 'oude' visserij (2)

De wetten van 1810 en 1820

In de Franse tijd tussen 1785 en 1813 vond in Den Haag opnieuw een wijziging plaats van de in 1775 al herziene keur voor de Scheveningse visserij. De regels van de oude keur werden in opdracht van de stad Den Haag in 1810 herschreven en uitgebreid tot een veertig artikelen tellende wet.
De naam ging nu luiden Reglement voor de Gezamentlyke Reeders, Stuurlieden, Visschers en Visch-Kopers te Scheveningen. Het deel dat ging over de hoeker en de zuylder had in het reglement vrijwel ongewijzigd zijn plaats behouden. In een stedelijke visserijwet die in het jaar 1820 verscheen en die in grote lijnen een herschrijving was van het reglement uit 1810 bleek het bewuste artikel echter te zijn vervallen. Maar het basiswoord zuyl, suyl of suil bleek elders in een nieuwe vorm opgedoken. In het artikel 39 van de bewuste wet werden namelijk – naast allerlei andere zaken die een reder jaarlijks voor zijn rekening aan de stuurlieden van zijn pinken moest leveren – ook genoemd twee suillijnen, elk van 230 a 240 pond. Ik ging op zoek naar een verklaring voor die mij onbekende visserij, een lange zoektocht met het hiernavolgende resultaat.

Woordenboeken en soortgelijke bronnen
Je kunt van mening zijn dat, zoals een spaarder zich bezighoudt met sparen, een zuylder – wie of wat deze ook mocht zijn! – zich destijds bezighield met zuylen, suylen of suilen. Op zoek dus naar dat woord, ongetwijfeld ooit bestaan hebbend. Maar ga je ernaar op zoek dan vind je het zelfs in het meest uitgebreide, toonaangevende en vele delen tellende, naslagwerk over de Nederlandse taal niet terug. Meer geluk heb je wanneer je de huidige ‘dikke’ Van Dale bekijkt. Daarin is het woordje suilen opgenomen en dit in de zin van ‘zeulen’ of ‘slepen’. Dit leek op het eerste gezicht niet zoveel met de zeevisserij te maken te hebben maar toch viel hier een eerste treffer te ontdekken richting datgene wat ik zocht. Die Van Dale kent namelijk een oudere 19de eeuwse voorloper en deze noemde ook het woordje suilen met daarbij een duidelijker omschrijving.  Die beschrijving luidde: ‘…  met een sleepnet visschen’. Hiermee kreeg ik iets meer in het zicht. Een ander oud woordenboek bracht me, naar ik dacht, opnieuw dichter bij het doel. Ik zeg met opzet ‘naar ik dacht’ want de werkelijkheid was dat het in dat boek ging over het: ‘… met een door paarden getrokken sleepnet visschen’. In het stukje Haagse wetgeving zoals ik dit eerder had aangetroffen was echter van die paarden geen sprake. Dit was voor mij reden, uit te wijken naar Belgische vakliteratuur. Want in Vlaanderen werd door op paarden zittende kustvissers – en dit zelfs tot aan de tweede helft van de 20ste eeuw – al eeuwenlang in zee gevist met een sleepnet. Ik raadpleegde omwille hiervan een Vlaamse woordenlijst voor de visserij maar zuylder of een variantie daarop kwam in die tekst niet voor.

Naar Katwijk
Omdat Katwijk hemelsbreed gemeten maar een twintigtal kilometers van Scheveningen is verwijderd en daar dit vissersdorp voor wat betreft zijn economische activiteiten, zijn ontwikkeling en zijn taalgebruik veel overeenkomsten heeft met ons dorp, onderzocht ik te Katwijk een aantal gegevens die aldaar in het plaatselijke gemeentearchief berusten. Maar een aansluiting op wat ik hoopte te vinden vond ik niet. Ik zocht ook nog in de twee boeken over het Katwijks dialect maar als ik het al had gehoopt, ook die bronnen boden geen houvast. Het woordje zuylder werd niet vermeld en het was dus blijkbaar onbekend bij onze naaste buren. Mijn eindpunt leek dus te liggen bij datgene wat ik in enkele woordenboeken had gevonden en die een vorm van sleepnetvisserij aangaven, mogelijk te paard door vissers uitgeoefend.

Suylscheepjens
Het werd echter plotseling anders. Want ik kwam het woord tot mijn verrassing in enkele variaties en samenstellingen elders tegen. De schrijver Vermaas vertelt in een deel van zijn Geschiedenis - dat over de visserij gaat - dat op 22 januari 1677 de Staten van Holland een klaagschrift ontvingen, afkomstig van de gezamenlijke stuurlieden en matrozen van de kleine zeeschuyten van de Noordzeedorpen die ook wel suylscheepjens werden genoemd. De vissers ervan beklaagden zich over een bepaalde manier van handelen door de Staten van Holland. De klacht was gebaseerd op het feit dat die Staten op verzoek van stuurlieden en vissers van de grote Scholschuyten het suylen, het singelen en het vissen in zee hadden verboden tenzij werd gevist met netten die op een bepaalde manier – op een Spaen van een volle-Acht-en-twintich – waren gebreid. Hoera, men kende dus in elk geval en hoe dan ook in Scheveningen suylscheepjens. Maar hoe zat het nou met de visserij die ze daarmee uitoefenden...?

© Piet Spaans 2009
Historisch publicist en auteur
Den Haag Holland


« Laatste verandering: 15-03-2009, 16:56:09 door Piet Es » Gelogd
Piet Es
Gast
« Antwoord #2 Gepost op: 15-03-2009, 17:07:56 »

Een 'oude' visserij (slot)

De reder Pansier schiet te hulp

Theodorus Pansier was binnen het Scheveningse rederswereldje een wat uit de toon vallend figuur. Zijn voorkeur voor de Franse overheersers tijdens de bezetting van ons land (1795 – 1813), zijn rooms-katholieke geloof en zijn anti-Oranje houding maakten hem plaatselijk weinig geliefd. Maar voor mij werd hij als reder de man die me in mijn zoektocht verder op weg hielp. Ik kwam Pansier tegen tijdens het zoeken in documenten die berustten bij het Haags Gemeentearchief.
Ik wist al van het bestaan van een archiefje dat op naam stond van Pansier en ik besloot die stukken nog eens door te lopen. En mijn veronderstelling was juist: het van de Zuylder afgeleide woord dat mij voortdurend bezighield bleek in variaties voor te komen in teksten die ik bij eerder onderzoek al eens onder ogen had gehad. Zo kwam ik briefjes en nota’s tegen uit een eenvoudige boekhouding van Pansier; ik vond daarbij over het jaar 1816 een opsomming van goederen die aan boord van de pinken van de bewuste reder aanwezig dienden te zijn. Ik las onder meer – naast vermeldingen van ‘saaijenboomen’ en ‘saaijennetten’ – ook over suijlbomen en visch- of suijlnetten, behorend tot de inventaris van een pink. Blijkbaar trokken in die tijd dus niet alleen paarden suil- of suijlnetten door de zee, maar ook schepen! Daarnaast trof ik tussen de stukken een rekening aan uit 1809, afkomstig van de Scheveningse scheepsbouwer Kouwenhoven Pals en bestemd voor de reder Pansier. Het ging daarbij om een nieuwe pink en ernaast geleverde onderdelen, waaronder enkele suijlboomen. Deze vondsten, afkomstig uit Pansiers nalatenschap, waren opnieuw een stapje vooruit. Want wat tot nog toe alleen in theorie leek te bestaan door simpele vermeldingen van het woordje Zuylder in wetten of keuren vond ik nu – in allerlei variaties en aan de praktijk getoetst – terug tussen de stukken van een 19de eeuwse reder. Het verhaal was echter nog steeds niet rond want ik miste een laatste aansluiting.

De scheepsafbeeldingen van Le Comte
Bij het raadplegen van de tekenaar Le Comte die in 1831 Vijftig afbeeldingen van schepen en vaartuigen vervaardigde en deze in boekvorm liet verschijnen trof ik een verdere aansluiting op het gezochte. De auteur gaf in zijn boekje allerlei scheepstypen weer die voorkwamen in de 19de eeuw en daarbij gaf hij ook een uitvoerige beschrijving van die schepen en van hun functies. Nu maakte ook een zogenoemde ‘Zijdsche bom’ of ‘visscherspink’ deel uit van zijn collectie steendrukken. (De benaming De Zijde was een in die jaren gangbare aanduiding van de Noordzeekuststrook waarbinnen dorpen als Ter Heijde, Scheveningen, Katwijk, Noordwijk, Zandvoort en Egmond waren gelegen.) In zijn toelichting vertelde Le Comte dat de genoemde ‘Zijdsche bommen’ visten met zuilnetten. En hij deed daarna uit de doeken hoe dat in zijn werk ging.

Zij visschen met twee netten, welke zuil- of schrobnetten genaamd worden, en achter elkander achter over boord worden gezet. Van deze netten is de bovenkant aan houten boomen aangeslagen en uitgespreid, en van onderen aan twee ijzeren staven de hoofden genaamd, die de boomen 1½ voet van den grond houden en behulpzaam zijn om het net open te houden; voorts is er een hanenpoot, de sprenkels genoemd, van 28 vademen, en eene lijn van 80 vademen, waarmede de netten aan de Bom verbonden zijn, en dienen om dezelve te slepen; de netten worden uitgedreven zonder vaart in het schip te hebben. (Een vadem of vaam is 6 voeten of 1,698 m.: auteur). Zijn dezelve uit, zoo zeilen zij scherp bij de wind op, en schrobben alles langs den grond op, wat voor den wind afkomt en zich voor de opening van de netten bevindt. Een kuiltouwtje, hetwelk aan de ijzeren staven verbonden is, ligt den kuil van het net een weinig van den grond. De schuit geeft het teeken, dat er visch in het net aanwezig is, door eene moeijelijke of zwaarmoedige werking; dit oogenblik daar zijnde, neemt men de reep om eene gangspil, welke zich achter den mast bevindt, en men windt het net in, hetwelk tusschen twee achterpolders binnen boord komt en van zijne visch ontdaan wordt. Zij visschen gewoonlijk tot op den Slag van de Breê Veertien.

Het is dus duidelijk: zuilen was destijds gewoon een vorm van sleepnetvisserij die toen ook wel werd aangeduid als ‘schrobben’. Maar in zoverre toch weer ongewoon omdat men toen ook al met twee netten viste. De auteur Petrejus, schrijver van een boek over bomschuiten (1954) vertelt er dit van. Het ene net werd op het voorschip, het andere op het achterschip vastgezet. Men zette allereerst het voornet uit, men nam vervolgens een uitzetboom, zette de vislijn daarop vast en duwde het uiteinde van de boom zo ver mogelijk buitenboord. Daarna volgde vanaf het achterschip het tweede net.

© Piet Spaans 2009
Historisch publicist en auteur
Den Haag Holland


« Laatste verandering: 15-03-2009, 19:52:53 door Piet Es » Gelogd
schubbereet
Gast
« Antwoord #3 Gepost op: 15-03-2009, 19:30:10 »

Weer een stukje geschiedenis, waar ik weer wat van opsteek en waar ik van geniet.
Dank Piet.

Schub
Gelogd
Piet Es
Gast
« Antwoord #4 Gepost op: 15-03-2009, 19:56:07 »

Weer een stukje geschiedenis, waar ik weer wat van opsteek en waar ik van geniet.
Dank Piet.

Schub

Graag gedaan Schub; de geschiedenis van Scheveningen is geen persoonlijk eigendom en mag dat ook nooit worden. Zoiets moet je met elkaar (kunnen en willen) delen. Dus bij dezen...

Piet
Gelogd
Piet Es
Gast
« Antwoord #5 Gepost op: 16-03-2009, 22:44:12 »

Spaen volle acht-en-twintich

Ruzie over ondermaatse vis

Het heeft weliswaar niet direct met het onderwerp te maken, maar dan toch wel indirect. Het gaat om de netten die de eerderbesproken Zuilders gebruikten en die al in 1677 het onderwerp waren van vurige discussies onder de verschillende soorten vissers. Want er is niets nieuws onder de zon; bepaalde mensen trokken zich – natuurlijk ook wel een beetje uit eigenbelang! – in die jaren net zoveel aan van het vangen van ondermaatse vis als tegenwoordig.
De Zuilders van die jaren en die van nog enkele honderden jaren daarna hadden de neiging, de kuilen van hun suilnetten te voorzien van kleinere mazen dan wenselijk was. Met name de vissers van de grotere ‘Scholschuyten’ zagen dit met lede ogen aan. Zij gingen ervan uit dat de Zuilders een teveel aan kleine visen vingen vanwege die te kleine mazen. Hun argumenten kregen gehoor bij de Staten van Holland en deze gaven aan dat de mazen van de netten niet kleiner mochten worden dan een ‘Spaen van Volle acht-en-twintich’.

Sleepnetten
Voor hen die weinig of niet thuis zijn in deze materie een korte uitleg vooraf. Eerst voor de duidelijkheid dit: de voor de toenmalige visserij in gebruik zijnde schepen waren tot aan de 20ste eeuw uitsluitend bezeild. Ze moesten het voor hun voortbeweging hebben van wind en van stroming. En dan vervolgens: de netten die men gebruikte waren sleepnetten, populair uitgedrukt een soort – van touw gebreide en uit mazen opgebouwde – ‘puntzakken’. Ze werden door bomen opengehouden en waren met lijnen aan de vaartuigen verbonden. Kiezend voor een goede stroom en gebruikmakend van een gunstige wind gingen de netten – want zoals eerder al bleek gebruikte men twee netten! – vanaf het dek overboord. Ze sleepten vervolgens achter het zeilende schip aan door het zeewater; de in die tijdspanne in de netten belande vissen kwamen tenslotte in het laatste gedeelte van de ‘puntzak’ (de kuil) terecht en kwamen er niet meer uit tot het moment waarop ze vanuit de netten op het dek werden gestort.

Aan de maat
Het ligt voor de hand dat, hoe kleiner mazen zijn, hoe meer vissen in de netten worden gevangen en daarin ook achterblijven. Het bezwaar daarvan werd bovenstaand al aangedragen. Om nu aan deze bezwaren tegemoet te komen stelde de toenmalige overheid, de Staten, dat lieden die de netten breidden en die, om tot de juiste grootte van elke maas van het net te komen, gebruik moesten maken van een spaan, destijds een plat koperen plaatje, zich dienden te houden aan een minimum-maat. Dat minimum voor deze spaan werd gesteld op ‘een Volle acht-en-twintich’. In die jaren was blijkbaar voor iedereen duidelijk wat deze maat inhield; een verdere toelichting bleef achterwege. Pas in een, in het Haags gemeentearchief aangetroffen, wet van 1820 komt enigszins naar voren waarvoor indertijd die ‘Volle acht-en-twintich’ feitelijk stond. Men schrijft daar namelijk dat het overeenkomt met de breedte van 'drie nederlandsche duimen en negen strepen'. Een duim viel als maat wel ongeveer te achterhalen en kan worden gesteld op omstreeks 2,6 cm. De waarde van de streep, die destijds een deel uitmaakte van de duim, heb ik dankzij Captain Rob (17.03.2009 om 01.31,43 uur) intussen ook kunnen achterhalen. De 'streep' werd ook wel 'lijn' genoemd. Deze 'streep' of 'lijn' kwam overeen met 1/12 duim of met 0,21802 cm., kortweg dus 2 mm.

© Piet Spaans 2009
Historisch publicist en auteur
Den Haag Holland


« Laatste verandering: 17-03-2009, 12:22:59 door Piet Es » Gelogd
philsdutchie
Gast
« Antwoord #6 Gepost op: 17-03-2009, 01:31:43 »

Bedankt Piet voor al die interessante artikelen, ik geniet er weer elke keer van. Voor wat betreft die "volle acht-en-twintich" lijken mij de maten die jij noemt, juist want ik zie op deze site http://www.phys.uu.nl/~huygens/conversion_nl.htm staan: duim = (1/12e voet) 2.61622 cm en lijn (1/12e duim) 0.21802 cm.  Knip oog

Gelogd
roker
Schipper
*****
Berichten: 185


Bekijk profiel
« Antwoord #7 Gepost op: 17-03-2009, 06:18:06 »

bedankt piet es ik zit weer te genieten als ik dit lees .
Gelogd
Piet Es
Gast
« Antwoord #8 Gepost op: 17-03-2009, 10:56:01 »

Roker en Captain Rob, dank voor de vriendelijke reacties. Rob ook veel dank voor de nuttige verwijzing naar de site waarin ik een bevestiging vond van mijn eerdere veronderstelling inzake de maten. En verder: tevreden en belangstellende lezers met waardering voor de eigen historie, daar doe je het voor! Eind van de week volgt weer een nieuwe Coenen (deel 3). Onze geschiedenis heeft veel te bieden, dat blijkt. Met groet,

Piet Spaans
« Laatste verandering: 17-03-2009, 11:30:16 door Piet Es » Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #9 Gepost op: 18-03-2009, 09:50:56 »

Interessante stukken.
Ik begrijp hieruit dat de kustplaatsen pas laat op de haringvisserij moeten zijn overgestapt; ergens in de 19e eeuw?
Dat, terwijl de haring rond oktober pal onder de Nederlandse kust zat.
Ik kan me herinneren dat als we bij helder weer bij de vuurtoren stonden de masttoppen en de lichten van de vleetloggers konden zien.

K
Gelogd
zier
Schipper
*****
Berichten: 3619


wie de mens leerd kenne, leerd de dieren waardeere


Bekijk profiel
« Antwoord #10 Gepost op: 18-03-2009, 11:07:53 »

het zal wel zo wezen dat ze het van de vlaardingers en maassluizers geleerd hebben.
zier
Gelogd
Piet Es
Gast
« Antwoord #11 Gepost op: 18-03-2009, 11:57:21 »

Interessante stukken.
Ik begrijp hieruit dat de kustplaatsen pas laat op de haringvisserij moeten zijn overgestapt; ergens in de 19e eeuw?
Dat, terwijl de haring rond oktober pal onder de Nederlandse kust zat.
Ik kan me herinneren dat als we bij helder weer bij de vuurtoren stonden de masttoppen en de lichten van de vleetloggers konden zien.

K

Deze weergegeven opvatting is terecht: alle kustplaatsen aan de Noordzee hebben zich de eeuwen door voornamelijk beziggehouden met de visserij op plat- en rondvis; dit was hun economische factor van werkelijk belang. De vele drogerijen van schol alsmede de handel in verse vis vanaf deze kustplaatsen naar dorpen en steden landinwaarts en zelfs naar het buitenland zijn daarvan het meest duidelijke bewijs. Waar het al om de visserij van haring ging, betrof het de vangst van haring dicht onder de kust, maar dit pas wanneer de nazomer voorbij was. De pinken en latere bomschuiten behoefden niet al te ver te varen, ze visten en kwamen zo mogelijk dezelfde dag of nacht weer aan op het strand. De haring werd óf gesteurd óf vers aangevoerd en ze werd vervolgens stuksgewijs (!) geteld. Men kende in die tijd groepen lieden die de haring telden; zij werden geleid door een hoofdman die controleerde hoeveel haringen iemand had geteld. Hij legde dit vervolgens per teller vast voor de latere afrekening: zie hiervoor onder meer J.C. Vermaas, Geschiedenis van Scheveningen, deel II, blz. 60 en 61. In het Haags Gemeentearchief heb ik verschillende keuren en wetten gevonden die de wijze van haringtellen voorschreven en nader ordenden.
Maar terugkomend op het begin: het is vaststaand dat de visserij op haring tot omstreeks het midden van de 19de eeuw van ondergeschikt belang is geweest. Pas na een wet van 1857 die het kaakverbod ophief en dankzij de initiatieven van de vooruitstevende reder A.E. Maas (overigens geen Scheveninger!) ging de haringvisserij en de export van pekelharing voor Scheveningen leven. Door deze Maas verschenen de loggers en die verdrongen steeds meer de bomschuiten. De - meest conservatieve - reders van Scheveningen bezagen het handelen van Maas met argusogen, maar ze kregen op den duur door dat Maas het bij het goede eind had. Daarom schakelden bestaande rederijen stilaan over op de haringvisserij en dit dan in toenemende mate met ingebruikstelling van het nieuwe scheepstype, de logger. Opvallend is dat in datzelfde tijdsbestek nieuwe namen gingen verschijnen binnen het wereldje van de plaatselijke reders. Het betrof vishandelaren die brood zagen in het exploiteren van - op haring vissende - schepen. Men ziet vanaf het derde deel van de 19de eeuw binnen de kring van rederijen namen verschijnen als Van der Toorn, Van der Zwan, Den Dulk en Knoester om er maar een paar te noemen en men zag tegelijkertijd gevestigde namen van redersgeslachten van weleer meer en meer verdwijnen. Ze hadden door hun afwachtende houding en door angst voor de vooruitgang de boot gemist. De nieuw verschenen generatie, gepokt en gemazeld in de handel en daarbij aangevoerd en gestimuleerd door Maas, luidde voor Scheveningen een nieuwe tijd in. Aan het begin van de 20ste eeuw had Scheveningen de gevestigde haringsteden van de Maas achter zich gelaten: Vlaardingen en Maassluis hadden het nakijken...

Piet Spaans
« Laatste verandering: 18-03-2009, 15:37:39 door Piet Es » Gelogd
ctaal
Gast
« Antwoord #12 Gepost op: 18-03-2009, 12:04:07 »

Piet,

De stukjes over het Vischboock en over de Zuilvisserij zijn erg interessant.
Kun je ook aangeven hoe ik de stukjes kan opslaan ?
Als ik ze via het forum opsla krijg ik een ongewenste layout.

Vriendelijke groeten,

Cees.











Gelogd
Piet Es
Gast
« Antwoord #13 Gepost op: 18-03-2009, 12:15:22 »

Cees, je kunt de verhalen stuk voor stuk gewoon kopieren op de gangbare manier waarop je altijd teksten kopieert, dus via 'bewerken' , 'kopieren', dan een nieuw worddocument openen en daarbinnen de opdracht 'plakken' geven. Dan staat het erop.

Piet
« Laatste verandering: 18-03-2009, 12:24:17 door Piet Es » Gelogd
Piet Es
Gast
« Antwoord #14 Gepost op: 18-03-2009, 12:41:50 »

Nog even dit: de artikelen nrs. 4 en 5 uit Coenens schatkist die resp. medio april en medio mei hier verschijnen zullen helemaal aan de haring zijn gewijd en dragen ook deze titel.

Piet   
Gelogd
Pagina's: [1] 2 3 Omhoog Print 
« vorige volgende »
Ga naar:  


Login met gebruikersnaam, wachtwoord en sessielengte

Powered by MySQL Powered by PHP Powered by SMF 1.1.4 | SMF © 2006, Simple Machines LLC Valid XHTML 1.0! Valid CSS!