I want to tell the English speaking world about the ZEEMANSHOOP and the 47 passengers and crew it took to England on the 14 - 15 May 1940.
They were picked up by HMS VENOMOUS, my father's old destroyer, and taken to Dover.
Please see:
http://www.holywellhousepublishing.co.uk/Zeemanshoop.htmlAnd:
http://www.holywellhousepublishing.co.uk/Engelandvaarders.htmlUnfortunately, I can't speak Dutch!
Can somebody tell me if there is new information on this FORUM which I can add to my web pages?
And can anybody put me in touch with the families of the passengers and crew of the ZEEMANSHOOP?
I need your help to tell their story.
Bill Forster
Elders in dit forum had ik beloofd hier nog het relaas van de vlucht naar Engeland in mei 1940 van de mrb Zeemanshoop te plaatsen. zoals dat door H.Th. de Booy (direkteur van de NZHRM) is verwoord in het boek 'Tusschen mijnen en grondzee-en':
De korte strijd tegen de Duitsche overmacht naderde haar dramatisch einde. In de vroege ochtenduren van 14 Mei werd de Britsche Marine-attache te Den Haag, Admiraal Sir Gerald Dickens gewaarschuwd, dat hij direct zou moeten vertrekken, wilde hij niet in krijgsgevangenschap geraken.
De verbindingen met Hoek van Holland of IJmuiden waren echter te riskant, slechts Scheveningen bleef over. Een Britsche torpedojager zou hier voor de kust kruisen; de motorreddingboot ,,Zeemanshoop" werd opgedragen Admiraal Dickens aan boord te brengen. De zon stond reeds boven de kim toen schipper M. J. Bruin met Admiraal Dickens en zijn assistenten Morell en Loudon de haven van Scheveningen verliet. Duitsche vliegtuigen hadden het Britsche oorlogsschip echter ontdekt; terwijl het afweergeschut donderde en bommen rechts en links van het schip in zee vielen kwam de „Zeemanshoop" langszij. Geen tijd werd verloren, de drie Engelschen sprongen vlug over en op voile kracht voer de torpedojager westwaarts. Vijf jaren later keerde Admiraal Sir Gerald Dickens als Flag Officer Holland naar ons land terug. Den goeden dienst, hem op 14 Mei 1940 door de ,,Zeemanshoop" verleend, bleek hij niet te zijn vergeten; een zijner eerste bezoeken gold de bemanning van station Scheveningen, voor wie hij tabak en -vruchten had meegebracht.
De ,,Zeemanshoop" zou op dien rampzaligen 14den Mei nog meer goed werk verrichten. Het stond 's ochtends reeds vast, dat de strijd dien dag zou afloopen; het grootste gedeelte van het in Nederlandsche wateren opereerende marinematerieel was reeds overgestoken en Vice-Admiraal J. Th. Fiirstner wees een aantal officieren van den Marinestaf aan om hem naar Engeland te vergezellen, van waaruit Nederland den strijd tegen den vijand zou voortzetten. Behalve de mrb. „Zeemanshoop" werd ook een schokker gerequireerd, waarmede de Nederlandsche Marineofficieren en enkele Fransche Generaals naar de Nederlandsche torpedoboot Hr.Ms. „Z 5" zouden varen, die hun tegemoet zou komen. Gelukkig was het heiig, Duitsche vliegtuigen merkten het, voor de voortzetting van onzen strijd ter zee zoo waardevolle transport, niet op, doch de „Z 5" liep men mis. Allen gingen nu over op den Scheveninger schokker en de „Zeemanshoop" keerde terug naar de kust. Dikke rookwolken dreven reeds boven het geteisterde Rotterdam. De Nederlandsche strijdkrachten, met uitzondering van die in Zeeland, capituleerden. Des avonds voer de „Zeemanshoop" voor de derde maal uit, doch nu niet onder schipper M. J. Bruin. Te Scheveningen trachtten talrijke mannen, vrouwen en kinderen, meest Joden, die zich geen illusies maakten over het lot dat hun zou wachten als de Nazi's ons land in hun macht hadden, naar zee te vertrekken. Er waren echter geen visschersvaartuigen voor dit doel te vinden. Een viertal studenten sprongen aan boord van de „Zeemanshoop", de motor werd aangezet, talrijke vluchtelingen, scheepten zich in en de overbemande reddingboot voer de haven uit. Langen tijd verkeerden wij in onzekerheid of de boot ooit in Engeland was aangekomen. De Algemeen Gemachtigde voor oorlogs- en defensieschade besliste, dat de Staat niet verplicht was de N.Z.H.R.M. het verlies van de „Zeemanshoop" te vergoeden. Wel werd echter de mogelijkheid opengelaten een tegemoetkoming te geven in de schade, doch dan moest eerst met zekerheid bekend zijn, dat de „Zeemanshoop" verloren was. Gelukkig bleef onze reddingboot behouden; de eerste aanwijzing hiervan was een gift van ƒ 25.— die de vader van een der „passagiers" ons zond als bewijs van dankbaarheid voor den goeden dienst aan zijn zoon bewezen. Zekerheid kregen wij echter, toen ik een Roode Kruis-telegram uit Engeland ontving van mijn broeder, -den Luitenant ter Zee Ie klasse A. de Booy, marine-attaché te Londen, luidende: „Broertje van Dorus, Arthur en Hilda is hier en maakt zich verdienstelijk".
Dorus (Rijkers), Arthur en Hilda zijn namen van reddingbooten der N.Z.H.R.M.: de bedoeling van dit „familie"-telegram was duidelijk! Het was een allerpleizierigste gedachte te weten, dat één van onze booten aan de andere zijde in actie was, in dienst van de goede zaak.
De Koninklijke Marine maakte dankbaar gebruik van de „Zeemanshoop" als communicatie-vaartuig van den mijnenveegdienst, eerst te Holyhead en later te Harwich. Er werden zéér zware eischen aan de boot gesteld; bepaald zachtzinnig werd er niet mede omgegaan, doch zij bleek tegen deze nieuwe taak te zijn opgewassen. Vooral dank zij de voortreffelijke kwaliteiten van den rubber stootgordel werd de „Zeemanshoop" tegen zeer hardhandige aanrakingen met schepen en kademuur zoodanig beschermd, dat zij niettegenstaande de onbarmhartige oorlogsdiensten in leven bleef. Eind Juli 1945 werd zij door een Nederlandschen mijnenveger naar IJmuiden gesleept en daar zagen wij onze boot terug; zij het dan ook met duidelijke litteekens van de zware jaren, die zij achter den rug had.
De Marine wilde haar nog eenigen tijd als communicatie-vaartuig voor de mijnenvegers gebruiken, die de mijnenvelden voor Terschelling opruimden, doch de motor had het tenslotte afgelegd hetgeen geen wonder was. Het machinekamerpersoneel der Marine, dat dagen lang zwoegde om den motor aan den gang te krijgen, herdoopte de boot in „Zeemans wanhoop"; begrijpelijk, doch wel wat onbillijk gezien de abnormale diensten, die van deze reddingboot waren gevergd! Tenslotte werd zij naar de z.g. „millioenenhoek" van de Rijkswerf te Willemsoord gesleept, zoo genoemd, omdat daar destijds een collectie aftandsche oorlogsschepen lag, slechts geschikt voor sloop. „Wat een rot boot" stond er met krijt op de motorkap geschreven, toen ik haar terugvond! Doch de Marine kwam royaal voor den dag: de Marinewerf kreeg opdracht de „Zeemanshoop" geheel in ouden staat te herstellen alvorens zij aan ons zou worden overgegeven.